200102434/1.
Datum uitspraak: 14 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Turks Islamitisch Culturele Vereniging Assen, gevestigd te Assen,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Assen van 30 maart 2001 in het geding tussen:
burgemeester en wethouders van Assen.
Bij besluit van 4 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders van Assen (hierna: burgemeester en wethouders) aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het plaatsen van een gedenksteen op een aangewezen locatie op de algemene begraafplaats “De Boskamp” te Assen.
Bij besluit van 22 november 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie van Advies voor de bezwaar- en beroepschriften van 23 oktober 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 30 maart 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Assen (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van appellante tegen dit besluit alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 augustus 2001 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
Bij brief van 19 september 2001 heeft [vergunninhouder] een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 april 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. M. Nijenhuis, advocaat te Utrecht, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.L.A. Kessen, ambtenaar der gemeente, en [vergunninghouder], bijgestaan door mr. W.J.P. Suringar, advocaat te Assen, zijn verschenen.
2.1. Burgemeester en wethouders hebben aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor het plaatsen van een Armeens gedenkteken op een aangewezen locatie op de algemene begraafplaats “De Boskamp” te Assen, welke gedenksteen strekt ter nagedachtenis aan in de periode 1910-1920 omgekomen Armeniërs.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.3. Ingevolge artikel 2 van de statuten van appellante heeft de vereniging ten doel het bevorderen van de contacten van de in Assen en omgeving verblijvende moslims in het algemeen en ten behoeve van deze moslims geven van islamitisch godsdienstonderwijs in het bijzonder, en voorts al hetgeen daarmede rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
Ingevolge artikel 3 van de statuten tracht de vereniging haar doel onder meer te bereiken door:
a. het huren, kopen of verkrijgen van een gebouw waar de islamitische feestgebeden, vrijdagsgebeden en dagelijkse gebeden verricht kunnen worden;
b. het lesgeven in het lezen van de heilige qur’an en de islamitische geloofsleer en het geven van andere cursussen aan de moslimbuitenlandse werknemers en hun kinderen;
c. het openen van een bibliotheek met islamitische literatuur;
d. het zorgdragen voor de aanwezigheid van bevoegde godsdienstleraren tijdens de vastenmaand (ramadan) en regelmatig op andere tijden van het jaar, zodat er lezingen over de islamitische godsdienst gegeven kunnen worden;
e. hulp bieden aan de moslimkinderen die in Turkije op de qur’anscholen studeren en zorgdragen dat ze daar kunnen gaan studeren.
2.4. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat appellante door het onderhavige besluit tot vergunningverlening voor het plaatsen van een Armeens gedenkteken niet rechtstreeks in haar belangen is getroffen. Evenmin is sprake van een direct verband tussen de vergunning en de belangen die appellante krachtens haar doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Het besluit heeft geen gevolgen voor de contacten tussen moslims onderling of het islamitisch godsdienstonderwijs. De stelling van appellante dat plaatsing van het monument een negatief effect kan hebben op het functioneren van Turks-islamitische personen in Nederland en op hun integratie in de Nederlandse samenleving kan, wat daarvan ook zij, niet leiden tot een ander oordeel over de ontvankelijkheid van appellante. Tenslotte kan uit appellantes statuten niet worden afgeleid dat zij zich de aanvaardbaarheid van het bestaan van de Islam voor andersdenkenden ten doel stelt. Evenmin is gebleken dat zij dit belang door haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Het betoog van appellante dat zij de enige rechtspersoon in Assen en omgeving is die zich dit soort belangen kan aantrekken, leidt evenmin tot het oordeel dat zij belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
2.5. De rechtbank heeft derhalve terecht tot niet-ontvankelijkheid van het door appellante ingediende bezwaar geconcludeerd.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2002