ECLI:NL:RVS:2002:AE6463
Raad van State
- Hoger beroep
- E.M.H. Hirsch Ballin
- C.E.C.M. van Roosmalen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen handhaving van gebruiksverbod voor zand- en grindopslag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Apeldoorn, waarbij hem werd gelast het gebruik van een perceel voor zand- en grindopslag te beëindigen. De burgemeester en wethouders hadden op 24 februari 2000 een besluit genomen dat appellant verbood het perceel, kadastraal bekend als gemeente […], sectie […], nummer […], te gebruiken voor zand- en grindopslag, met een dwangsom van ƒ 7.000,-- per maand, tot een maximum van ƒ 84.000,--. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de burgemeester en wethouders verklaarden dit bezwaar op 26 maart 2001 ongegrond. Hierop volgde een uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Zutphen op 18 juni 2001, die het beroep van appellant ongegrond verklaarde.
Appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waar de zaak op 25 juni 2002 werd behandeld. Tijdens deze zitting waren zowel appellant, vertegenwoordigd door mr. H.H. van Steijn, als de burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Oenema, aanwezig. De Raad van State oordeelde dat het huidige gebruik van het perceel voor zand- en grindopslag in strijd was met het bestemmingsplan "Hoog Buurlo", dat de bestemming "Agrarische doeleinden, klasse A" voorschrijft. Appellant voerde aan dat het gebruik onder het overgangsrecht viel, maar de Raad van State verwierp dit betoog. De Raad concludeerde dat de burgemeester en wethouders bevoegd waren om handhavend op te treden tegen het gebruik van het perceel.
De Raad van State oordeelde verder dat er geen aanknopingspunten waren voor het oordeel dat de opgelegde dwangsom niet in redelijke verhouding stond tot het beoogde doel. Het hoger beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 augustus 2002.