ECLI:NL:RVS:2002:AE6224

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101852/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • M.E.E. Wolff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van de Raad voor Rechtsbijstand inzake uren toewijzing voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Gravenhage tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 20 februari 2001. De Raad voor Rechtsbijstand had eerder een verzoek van [verzoeker sub 1] om toestemming voor het besteden van 60 uren aan de zaak van [verzoeker sub 2] afgewezen. Na beroep werd dit besluit vernietigd en werd toestemming verleend voor maximaal 40 uren. De rechtbank oordeelde dat de bestreden beslissing op beroep vernietigd moest worden en dat de Raad voor Rechtsbijstand een nieuw besluit moest nemen. Tegen deze uitspraak heeft de Raad voor Rechtsbijstand hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 18 juni 2002 zijn [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. M.J. de Groot, verschenen. De Raad voor Rechtsbijstand is niet verschenen. In hoger beroep heeft de Raad aangevoerd dat, mocht [verzoeker sub 1] meer uren nodig hebben dan de reeds toegekende 10 extra uren, opnieuw om uitbreiding van het urental kan worden gevraagd. De rechtbank had echter al overwogen dat het aantal van 40 uren was overschreden en dat er uren verloren waren gegaan.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep ongegrond is. De Raad heeft niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank niet in overeenstemming zou zijn met de relevante voorschriften. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd en de Raad voor Rechtsbijstand wordt veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2].

Uitspraak

200101852/1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 20 februari 2001 in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], kantoor houdend te [plaats],
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 1999 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Gravenhage een verzoek van [verzoeker sub 1] om toestemming om 60 uren te besteden aan de zaak van [verzoeker sub 2], waarvoor bij besluit van 26 januari 1999 een toevoeging is afgegeven, afgewezen.
Bij besluit van 29 maart 2000 heeft appellant het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het primaire besluit vernietigd en bepaald dat aan [verzoeker sub 1] alsnog toestemming wordt verleend om maximaal 40 uren aan de zaak te besteden. Dit besluit en het advies van de Commissie bezwaar en beroep van de raad, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 20 februari 2001, verzonden op 22 februari 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op beroep vernietigd en appellant opgedragen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 april 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 oktober 2001 hebben [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] een memorie van antwoord ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2002, waar [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], vertegenwoordigd door mr. M.J. de Groot, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. Appellant is zonder bericht van verhindering niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Samengevat weergegeven vormt de kern van hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd dat, mocht [verzoeker sub 1] op grond van nieuwe processuele ontwikkelingen of nieuwe omstandigheden meer extra uren nodig hebben dan de reeds toegekende 10 extra uren, opnieuw om uitbreiding van het urental kan worden gevraagd.
De overweging van de rechtbank dat hangende het administratief beroep het aantal van 40 uren reeds was overschreden alsmede de op zichzelf juiste overweging dat een aantal uren definitief verloren is gegaan, maken het vorenstaande niet anders, aangezien, ook indien in administratief beroep zou zijn beslist voordat het aantal van 40 uren zou zijn besteed, dit tot dezelfde uitkomst zou hebben geleid, zo heeft appellant betoogd.
2.2. Nu appellant ter zitting niet is verschenen, heeft hij dit betoog, dat vragen oproept en niet zonder meer duidelijk is, niet nader toegelicht en verhelderd, en met name niet aangegeven dat en waarom de aangevallen uitspraak zich niet zou verdragen met de terzake van belang zijnde algemeen verbindende voorschriften dan wel anderszins onjuist zou zijn.
In het aangevoerde noch ook overigens is een grond gelegen voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.4. Appellant dient op na te melden wijze in de proceskosten in hoger beroep te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak.
II. veroordeelt appellant in de door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]
in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte
proceskosten tot een bedrag van € 644,--, welk bedrag geheel is toe te
rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het
bedrag dient door de raad aan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] te
worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Wolff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2002
238.