ECLI:NL:RVS:2002:AE6198

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200103202/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan goedkeuring en geurhindercontouren in Oss

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Piekenhoef" door de gemeenteraad van Oss, dat op 13 oktober 2000 is vastgesteld. De gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben op 8 mei 2001 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Appellant sub 1, een varkenshouder, en appellanten sub 2, die zich zorgen maken over de gevolgen van het bestemmingsplan voor hun bedrijfsvoering, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De Raad van State heeft de zaak op 29 juli 2002 behandeld.

De Raad overweegt dat de gedeputeerde staten de taak hebben om te beoordelen of het bestemmingsplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Appellant sub 1 betwist dat het bestemmingsplan voldoende rekening houdt met geurhinder en stelt dat bedrijven met een lage of matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit niet in de geurhindercontour mogen worden gevestigd. De Raad stelt vast dat de gedeputeerde staten niet voldoende hebben gemotiveerd waarom deze vestiging wel aanvaardbaar is binnen de stankcirkel van appellant sub 1.

Daarnaast hebben appellanten sub 2 bezwaar tegen de bestemming "Uit te werken woondoeleinden" die in de nabijheid van hun bedrijf is opgenomen. De Raad concludeert dat de afstand die in het bestemmingsplan is opgenomen niet voldoende is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. De Raad vernietigt het besluit van de gedeputeerde staten voor de goedkeuring van de plandelen die in strijd zijn met de goede ruimtelijke ordening en veroordeelt de provincie Noord-Brabant in de proceskosten van de appellanten.

Uitspraak

200103202/1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], alle te [plaats],
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2000 heeft de gemeenteraad van Oss, op voorstel van burgemeester en wethouders, vastgesteld het bestemmingsplan "Piekenhoef".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 8 mei 2001, nr. 716769, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 28 juni 2001, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2001, en appellanten sub 2 bij brief van 31 juli 2001, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2001, beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 29 oktober 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 24 april 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2002, waar appellant sub 1, vertegenwoordigd door mr. M.E.F. Haven, gemachtigde, appellanten sub 2, vertegenwoordigd door mr. R.E. Izeboud, advocaat te Rosmalen, en het gemeentebestuur van Oss, vertegenwoordigd door A. Kroesen, P.W.H. Huijs, P.H. Megens, A.P. van Doornen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.2. [appellant sub 1] kan zich niet verenigen met de gewijzigde vaststelling van artikel 3 van de planvoorschriften voor zover daarin is bepaald dat binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “geurhindercontour bedrijven” uitsluitend bedrijven of activiteiten met een lage of matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit mogen worden gevestigd of uitgeoefend. Appellant bestrijdt dat aldus geurhindergevoelige bedrijven en activiteiten zijn uitgesloten. Ook bij een lage of matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit verblijven mensen binnen de stankcirkel, hetgeen hij uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar acht.
2.2.1. Appellant exploiteert een varkenshouderij aan de [locatie] te [plaats], ten zuidwesten van het plangebied. De stankcirkel van het bedrijf overlapt een gedeelte van het plangebied. Binnen de stankcirkel ligt onder meer een plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden met woningen (Bw)”.
Ingevolge artikel 7 van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor “Bedrijfsdoeleinden met woningen (Bw)” aangewezen gronden, voor zover hier van belang, bestemd voor bedrijvigheid in combinatie met bedrijfswoningen. Uitsluitend zijn toegelaten bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 en 2 van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen (bijlage I van de planvoorschriften). Uitgesloten zijn in ieder geval handel in auto’s en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven, autoplaatwerkerijen, autospuitinrichtingen en benzineservicestations. Ingevolge artikel 3 zijn binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “geurhindercontour bedrijven” bedrijfswoningen niet toegestaan. Voorts mogen binnen deze contour uitsluitend bedrijven of activiteiten met een lage of matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit worden gevestigd of uitgeoefend. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt onder lage arbeidsintensiteit verstaan: meer dan 100 m² per werknemer, onder matige arbeidsintensiteit 40 tot 100 m² / werknemer, onder lage bezoekersintensiteit: vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (meer dan 300 m² / bezoekers) en onder matige bezoekersintensiteit: regelmatig contact met klanten of relaties die het bedrijf bezoeken (100 tot 300 m² / bezoekers).
2.2.2. Verweerders hebben overwogen dat het gemeentebestuur de intentie heeft om stankgevoelige bedrijvigheid uit te sluiten binnen de hindercirkel en dat het plan dan ook bedrijven met een hoge arbeids- en/of bezoekersintensiteit uitsluit. Verweerders achten dit criterium, dat afkomstig is uit het mobiliteitsbeleid en waarbij wordt uitgegaan van een aantal vierkante meters brutovloeroppervlak per werknemer dan wel per bezoeker per dag, voldoende geobjectiveerd.
Wel achten verweerders een nadere concretisering noodzakelijk, in die zin dat bedrijvigheid die naar haar aard stankgevoelig is, zoals de voedings- en genotmiddelenindustrie, expliciet wordt uitgesloten. Om deze reden onthouden verweerders goedkeuring aan een deel van de Lijst van toegelaten bedrijfstypen voor zover deze betrekking heeft op het plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden met woningen (Bw)” dat is gelegen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “geurhindercontour bedrijven”. Voor het overige achten zij de in de hindercirkel toegestane bedrijvigheid aanvaardbaar.
2.2.3. Vastgesteld moet worden dat verweerders niet hebben gemotiveerd waarom zij de vestiging van bedrijven met een lage of matige arbeids- en/of bezoekersintensiteit, voor zover deze niet reeds naar hun aard stankgevoelig zijn, wel aanvaardbaar achten binnen de stankcirkel van het bedrijf van appellant. Appellant heeft deze kwestie in zijn bedenkingengeschrift uitdrukkelijk aan de orde gesteld. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
Voorts moet worden vastgesteld dat in de definitie van de arbeidsintensiteit niet is vermeld welke oppervlakte daarbij in aanmerking wordt genomen en dat in de definitie van de bezoekersintensiteit niet is vermeld op welke tijdsduur deze betrekking heeft. Het plan is mitsdien in zoverre in strijd met de rechtszekerheid. Door het plan niettemin in zoverre goed te keuren hebben verweerders gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht. De nadere uitleg die verweerders aan deze begrippen geven, doet hieraan niet af, nog daargelaten dat deze begrippen ontleend zijn aan het door verweerders gevoerde mobiliteitsbeleid en derhalve een ander doel dienen dan hier aan de orde.
Het beroep van [appellant sub 1] is gegrond.
2.2.4. Het bestreden besluit dient gelet op het voorgaande te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden met woningen (Bw)” dat is gelegen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “geurhindercontour bedrijven”.
2.3. [appellanten sub 2] ligt aan de [locatie 1] te [plaats], direct ten noorden van het plangebied. Appellanten kunnen zich er niet mee verenigen dat het plan door middel van de bestemming “Uit te werken woondoeleinden (UW)” voorziet in woningbouw op korte afstand van hun bedrijf. Zij vrezen dat als gevolg hiervan beperkingen aan de bedrijfsvoering zullen worden opgelegd.
2.3.1. De gronden direct ten zuiden van de Willandstraat zijn onder meer ter hoogte van het bedrijf van appellanten bestemd tot “Uit te werken woondoeleinden (UW)”. Ingevolge artikel 5 van de planvoorschriften zijn deze gronden onder meer bestemd voor woningen. Burgemeester en wethouders dienen deze bestemming met inachtneming van nader genoemde voorwaarden uit te werken. Ter hoogte van het loonbedrijf is op de plankaart de aanduiding “geluidhindercontour bedrijven” aangebracht. Deze contour heeft de vorm van een halve cirkel met een diameter van 60 meter. Ingevolge de in artikel 3 van de planvoorschriften opgenomen beschrijving in hoofdlijnen is het, voor zover hier van belang, niet toegestaan gronden binnen de contour te bebouwen ten behoeve van woningen.
2.3.2. Verweerders hebben dienaangaande overwogen dat hun gebleken is dat de gemeente ter bepaling van de aan te houden afstand is uitgegaan van de milieuvergunning uit 1992 en het daarop gebaseerde akoestisch rapport. Zij achten de in het plan opgenomen afstand aanvaardbaar, mede gelet op de publicatie “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten waarin een indicatieve afstand van 50 meter wordt aangehouden voor soortgelijke bedrijven. Voorts stellen verweerders zich op het standpunt dat de bestaande woning aan de [locatie 2] maatgevend is voor de bedrijfsactiviteiten en niet de voorziene nieuwbouw.
2.3.3. Blijkens het deskundigenbericht brengen de feitelijke activiteiten van het loonbedrijf met zich dat in een gebied dat zich uitstrekt tot op 110 meter van de zuidelijke grens van het bedrijfsterrein het immissieniveau van piekgeluiden de waarde van 60 dB(A) overschrijdt. Deze waarde is maatgevend voor de akoestische nachtperiode. Hiervan uitgaand is woningbouw in dit gebied ongewenst.
Het argument dat de bedrijfsactiviteiten niet in overeenstemming zijn met de milieuvergunning kan niet slagen. Niet gebleken is dat te verwachten valt dat de bedrijfsvoering zal worden aangepast aan de naar de mening van verweerders vergunde geluidsruimte. Het had op de weg van het gemeentebestuur gelegen hiertoe stappen te ondernemen alvorens het bestemmingsplan vast te stellen. Bovendien blijkt uit de zienswijze van het gemeentebestuur naar aanleiding van het deskundigenbericht, dat ook de in het bestemmingsplan opgenomen contour afwijkt van de milieuvergunning doordat, zoals wordt gesteld, invulling is gegeven aan de gewenste praktische milieu-inzichten voor de beoordeling van de directe geluidsbelasting van de aan- en afvoerbewegingen.
Gelet op het voorgaande is er ten onrechte van uitgegaan dat de op de plankaart aangeduide contour toereikend is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in dit deel van het plangebied te waarborgen. Verweerders hebben zich mitsdien niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de [appellanten sub 2] is reeds hierom gegrond. Hetgeen deze appellanten overigens in beroep hebben aangevoerd behoeft derhalve geen bespreking.
2.3.4. De Afdeling ziet aanleiding het bestreden besluit te vernietigen voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan een nader op een bij deze uitspraak behorende kaart aangeduid plandeel met de bestemming “Uit te werken woondoeleinden” en zelf voorziend aan dit plandeel goedkeuring te onthouden.
2.4. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 8 mei 2001, nr. 716769, voorzover daarbij goedkeuring is verleend aan:
a. het plandeel met de bestemming “Bedrijfsdoeleinden met woningen (Bw)” dat is gelegen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding “geurhindercontour bedrijven”, nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaarten;
b. het plandeel met de bestemming “Uit te werken woondoeleinden (UW)”, nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaarten;
III. onthoudt goedkeuring aan het onder II.b bedoelde plandeel;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder II.b bedoelde onderdeel van het besluit;
V. veroordeelt gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellanten in verband met de behandeling van hun beroepen gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.332,61; dit bedrag dient door de provincie Noord-Brabant als volgt aan appellanten te worden betaald:
aan appellant sub 1 € 644,-- welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
aan appellanten sub 2 € 688,61 waarvan € 644,-- is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10 voor appellant sub 1 en € 204,20 voor appellanten sub 2) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. K. Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. De Groot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2002
210.