ECLI:NL:RVS:2002:AE6034
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- M. Vlasblom
- T.M.A. Claessens
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van verstrekkingen aan asielzoekers door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) tegen een uitspraak van de president van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 11 december 2001. De president had het bezwaar van een vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van het COA om de verstrekkingen aan deze vreemdeling te beëindigen, vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Het COA heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, dat op 23 mei 2002 ter zitting is behandeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat artikel 3a van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers duidelijk is en dat de woorden ‘bij of krachtens deze wet’ niet kunnen worden opgevat als ‘bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000’. De rechtbank te 's-Gravenhage is op basis van artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 bevoegd om te oordelen over het beroep tegen besluiten van het COA die na 1 april 2001 zijn genomen. De grieven van het COA zijn ongegrond bevonden, en de aangevallen uitspraak is bevestigd.
De Raad van State heeft in haar beslissing benadrukt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 18 juni 2002.