ECLI:NL:RVS:2002:AE5958

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104702/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D. Dolman
  • K. Brink
  • H.Ph.J.A.M. Hennekens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen goedkeuring bestemmingsplan voor golfterrein in Geldrop

In deze zaak heeft de vereniging Golfclub Riel, gevestigd te Eindhoven, beroep ingesteld tegen het besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, dat op 17 juli 2001 goedkeuring heeft onthouden aan het bestemmingsplan "Golfterrein Bronzenwei". Dit bestemmingsplan was vastgesteld door de gemeenteraad van Geldrop op 14 december 2000, op voorstel van burgemeester en wethouders. De appellante betoogt dat de gedeputeerde staten ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben onthouden, omdat zij zich niet hebben gebaseerd op de relevante gegevens van de Stichting RAVON over de natuurwaarden van het plangebied. De gemeenteraad had vastgesteld dat het plangebied geen actuele natuurwaarden herbergt, maar de gedeputeerde staten hebben dit in hun beoordeling niet voldoende meegewogen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 juni 2002 ter zitting behandeld. De appellante was vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl de verweerders werden vertegenwoordigd door mr. J.G.A.M. van de Wijdeven. Tijdens de zitting zijn ook andere betrokken partijen gehoord, waaronder de gemeenteraad van Geldrop en verschillende milieuorganisaties.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de gedeputeerde staten in strijd met de zorgvuldigheid hebben gehandeld door goedkeuring aan het bestemmingsplan te onthouden. De Afdeling concludeert dat de gedeputeerde staten niet onverkort aan hun beleid met betrekking tot de Groene Hoofdstructuur hebben kunnen vasthouden, omdat zij beschikten over concrete gegevens die erop duidden dat het plangebied niet in overeenstemming was met de globale provinciale inventarisatie. Het bestreden besluit is vernietigd, en de gedeputeerde staten zijn veroordeeld in de proceskosten van de appellante.

Uitspraak

200104702/1.
Datum uitspraak: 31 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Golfclub Riel, gevestigd te Eindhoven,
appellante,
en
gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2000 heeft de gemeenteraad van Geldrop, op voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2000, vastgesteld het bestemmingsplan "Golfterrein Bronzenwei".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 17 juli 2001, nr. 729957, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 20 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2001, beroep ingesteld.
Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 april 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van
IVN afdeling Geldrop, de Brabantse Milieufederatie, de Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer, en Belangenvereniging Zesgehuchten.
Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 juni 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerders, vertegenwoordigd door mr. J.G.A.M. van de Wijdeven, zijn verschenen.
Voorts zijn de gemeenteraad van Geldrop, vertegenwoordigd door
[gemachtigde], de Werkgroep voor Natuurbehoud en Milieubeheer, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de Belangenvereniging Zesgehuchten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan voorziet in de aanleg van een golfterrein op een perceel globaal begrensd door de Eindhovenseweg, de Rielseheideweg, de Rielsedijk en het sportpark Bronzenwei.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders aan het plan goedkeuring onthouden.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appelante stelt dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben onthouden. Zij betoogt dat nu in het onderzoeksrapport dat aan het plan ten grondslag ligt, wordt verwezen naar gegevens over de natuurwaarden van het plangebied van de Stichting RAVON (verder te noemen: RAVON), verweerders bij hun beoordeling niet aan deze gegevens voorbij hebben kunnen gaan door te stellen dat deze niet-openbaar zijn. Aangezien verweerders zelf aangeven dat de bedoelde gegevens van RAVON aan hen bekend zijn en zij bovendien aangeven dat daaruit blijkt dat in het plangebied geen actuele natuurwaarden aanwezig zijn, handelen verweerders volgens appellante onjuist door niettemin goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.3.1. De gemeenteraad heeft bij vaststelling van het plan overwogen dat het plangebied gelegen is in de globaal begrensde Groene Hoofdstructuur (verder te noemen: GHS) uit het Streekplan Noord-Brabant 1992, in een kerngebied voor amfibieën en reptielen. Omdat volgens de gemeenteraad echter uit onderzoek blijkt dat het plangebied geen actuele waarden voor amfibieën en reptielen herbergt, constateert hij dat het plangebied buiten de concreet begrensde GHS is gelegen.
2.3.2. Verweerders hebben het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en daaraan goedkeuring onthouden. Zij stellen zich op het standpunt dat het plangebied, overeenkomstig de globale provinciale inventarisatie, dient te worden beschouwd als behorend tot de GHS, totdat uit zorgvuldig onderzoek het tegendeel blijkt. Het in het kader van het plan verrichte onderzoek achten verweerders te globaal om daarop de aan- of afwezigheid van natuurwaarden tot op perceelsniveau te kunnen baseren. Ten aanzien van de door de gemeenteraad aangehaalde RAVON-gegevens stellen verweerders dat deze, vanwege het niet-openbaar zijn daarvan, niet kunnen dienen als motivering voor het al dan niet behoren van het plangebied tot de GHS.
2.3.3. Het beleid van verweerders dat in het Streekplan
Noord-Brabant 1992 aangewezen gebieden, overeenkomstig de globale provinciale inventarisatie, dienen te worden beschouwd als behorend tot de GHS, totdat uit zorgvuldig onderzoek het tegendeel blijkt, acht de Afdeling in het algemeen niet onredelijk. In het voorliggende geval hebben verweerders het namens de gemeenteraad verrichte onderzoek onvoldoende geacht om op basis daarvan te concluderen dat het plangebied niet tot de GHS behoort en daarom goedkeuring aan het plan onthouden. In de begeleidende brief bij het bestreden besluit geven verweerders echter aan dat zij over gegevens beschikken waaruit blijkt dat in het plangebied geen amfibieën voorkomen. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerders in dit geval niet onverkort aan hun beleid met betrekking tot de begrenzing van de GHS hebben kunnen vasthouden door te stellen dat de onderzoeksplicht met betrekking tot de concrete begrenzing van de GHS geheel bij de gemeenteraad ligt. Op verweerders rust in voorkomend geval de verplichting om aanvullend onderzoek te verrichten ter zorgvuldige beoordeling van een aan hen ter goedkeuring voorgelegd plan. In dit geval beschikten verweerders op het moment van goedkeuring over concrete gegevens die erop duidden dat de actuele waarde van het plangebied als natuurkerngebied voor reptielen en amfibieën niet in overeenstemming was met de globale provinciale inventarisatie in het Streekplan. Gelet hierop konden verweerders niet in redelijkheid vanwege het ontbreken van voldoende onderzoek aan het plan goedkeuring onthouden.
2.4. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient te worden vernietigd.
2.5. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De door appellante gevorderde kosten voor het opstellen van een deskundigenrapport komen niet voor vergoeding in aanmerking, reeds omdat deze kosten niet gemaakt zijn in verband met de behandeling van het beroep.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 17 juli 2001, nr. 729957;
III. veroordeelt gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 44,48. Dit bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan appellante;
IV. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt;
Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, Voorzitter, en mr. K. Brink en
mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Dolman w.g. Aerts
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2002
234-417.