200105669/1.
Datum uitspraak: 24 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Roermond van 12 oktober 2001 in het geding tussen:
de burgemeester van Weert.
Bij besluit van 19 december 2000 heeft de burgemeester van Weert (hierna: de burgemeester) aan [appellanten] vergunning verleend voor het exploiteren van een coffeeshop aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 4 april 2001 heeft de burgemeester het daartegen door [partij] en anderen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de bij besluit van 19 december 2000 verleende vergunning ingetrokken. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 12 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 15 november 2001, bij de Raad van State ingekomen op 16 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 februari 2002 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2002, waar appellanten in persoon, bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door J.P.M. Stribos, ambtenaar der gemeente, en [partij] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.A. Wolter, advocaat te Roermond, zijn verschenen.
2.1. De rechtbank heeft het besluit van de burgemeester van 4 april 2001 wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigd, omdat daarin na de gegrondverklaring van het bezwaar en de intrekking van de verleende vergunning niet, zoals bepaald in het tweede lid van artikel 7:11 van de Awb, uitdrukkelijk een besluit is genomen tot weigering van de aangevraagde vergunning en evenmin is aangegeven op welke bepalingen die weigering is gebaseerd.
2.2. De rechtbank heeft vervolgens op juiste gronden besloten tot instandlating van de rechtsgevolgen van het besluit van de burgemeester van 4 april 2001. Hetgeen appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd behelst grotendeels een herhaling van het bij de rechtbank aangevoerde en kan niet leiden tot een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2002