ECLI:NL:RVS:2002:AE5698
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- P.J.J. van Buuren
- J.E.M. Polak
- J.J. Schuurman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake toelating tot speciale school voor basisonderwijs
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die als wettelijk vertegenwoordigster van haar dochter tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam in beroep is gegaan. De rechtbank had op 29 augustus 2001 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Dit volgde op een besluit van de Permanente Commissie Leerlingenzorg te Amstelveen (PCL) van 13 juli 1999, waarin de dochter van appellante niet toelaatbaar werd geacht voor de speciale school voor basisonderwijs. Na bezwaar van appellante werd de dochter op 14 december 1999 alsnog toelaatbaar geacht, maar op 31 januari 2000 verklaarde de PCL het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat appellante geen belang had bij haar beroep, omdat haar dochter inmiddels was geplaatst op een opleiding voor voortgezet speciaal onderwijs.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2002 behandeld. Appellante betoogde dat de rechtbank ten onrechte haar beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat haar beroep niet gericht was tegen de beslissing van de PCL, maar tegen de wijze van totstandkomen van die beslissing en de rapportages die daaraan ten grondslag lagen. De Afdeling oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat appellante geen belang had bij het beroep, gezien de plaatsing van haar dochter op een andere school.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2002.