ECLI:NL:RVS:2002:AE5698

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104981/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake toelating tot speciale school voor basisonderwijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, die als wettelijk vertegenwoordigster van haar dochter tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam in beroep is gegaan. De rechtbank had op 29 augustus 2001 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard. Dit volgde op een besluit van de Permanente Commissie Leerlingenzorg te Amstelveen (PCL) van 13 juli 1999, waarin de dochter van appellante niet toelaatbaar werd geacht voor de speciale school voor basisonderwijs. Na bezwaar van appellante werd de dochter op 14 december 1999 alsnog toelaatbaar geacht, maar op 31 januari 2000 verklaarde de PCL het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat appellante geen belang had bij haar beroep, omdat haar dochter inmiddels was geplaatst op een opleiding voor voortgezet speciaal onderwijs.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 11 februari 2002 behandeld. Appellante betoogde dat de rechtbank ten onrechte haar beroep niet-ontvankelijk had verklaard, omdat haar beroep niet gericht was tegen de beslissing van de PCL, maar tegen de wijze van totstandkomen van die beslissing en de rapportages die daaraan ten grondslag lagen. De Afdeling oordeelde echter dat de rechtbank terecht had overwogen dat appellante geen belang had bij het beroep, gezien de plaatsing van haar dochter op een andere school.

Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 24 juli 2002.

Uitspraak

200104981/1.
Datum uitspraak: 24 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats], als wettelijk vertegenwoordigster van [dochter van appellante]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 29 augustus 2001 in het geding tussen:
appellante
en
de Permanente Commissie Leerlingenzorg te Amstelveen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 1999 heeft de Permanente Commissie Leerlingenzorg te Amstelveen (hierna: de PCL) de dochter van appellante niet toelaatbaar geacht voor de speciale school voor basisonderwijs en het advies voor een Z.M.L.K.-school gegeven.
Bij besluit van 14 december 1999 heeft de PCL, nadat zij het daartegen door appellante gemaakte bezwaar gegrond had verklaard, de dochter alsnog wel toelaatbaar geacht tot de speciale school voor basisonderwijs. Twee hierop betrekking hebbende stukken zijn aangehecht.
Bij besluit van 31 januari 2000 heeft de PCL het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 29 augustus 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2002, waar appellante in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], is verschenen.
De Afdeling heeft het onderzoek vervolgens heropend en een door appellante overgelegd stuk alsnog aan de PCL ter kennis gebracht. De PCL heeft op dit stuk gereageerd, waarna appellante in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. De daarop gevolgde reactie is aangehecht. Met toestemming van partijen is afgezien van verdere behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. Appellante betoogt tevergeefs dat de rechtbank haar beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu dat zich niet richt tegen de beslissing van de PCL om haar dochter toelaatbaar te achten voor de speciale school voor basisonderwijs, maar tegen de wijze van totstandkomen van de beslissing van de PCL en de daaraan ten grondslag liggende rapportages en rehabilitatie en genoegdoening voor het aangedane onrecht ten doel heeft. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat appellante daarmee geen belang had bij het door haar ingestelde beroep, aangezien betrokkene inmiddels was geplaatst op een opleiding voor voortgezet speciaal onderwijs.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. J.E.M. Polak, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Schuurman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2002
66-362.