ECLI:NL:RVS:2002:AE5459

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105951/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken inzake tegemoetkoming schade door extreem zware regenval

Op 17 juli 2002 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak betreft een besluit van de Staatssecretaris van 12 juni 1999, waarin een tegemoetkoming werd toegekend voor schade aan gewassen aardappelen en suikerbieten, maar niet voor schade aan tulpen en zaai-uien. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de tegemoetkoming voor tulpen en heeft later hertaxatie aangevraagd, maar dit verzoek werd door de Staatssecretaris afgewezen. De rechtbank te Zwolle heeft in een eerdere uitspraak op 22 oktober 2001 het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van de Staatssecretaris vernietigd, maar heeft het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 17 mei 2002 is de zaak behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.H.J. Damminga, en de Staatssecretaris door drs. S.A.N. Geerling en M.C. de Lint. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris het verzoek om tegemoetkoming voor tulpen heeft afgewezen en dat appellant niet de juiste procedures heeft gevolgd om bezwaar te maken tegen deze afwijzing. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200105951/1.
Datum uitspraak: 17 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 22 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1. Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 1999 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de staatssecretaris) aan appellant krachtens de Regeling tegemoetkoming schade bij tweede extreem zware regenval 1998 een tegemoetkoming toegekend voor schade aan de gewassen aardappelen en suikerbieten en geen tegemoetkoming toegekend voor schade aan de gewassen tulpen en zaai-uien.
Bij besluit van 3 maart 2000 heeft de staatssecretaris, naar aanleiding van een verzoek om hertaxatie ten aanzien van de schade aan het gewas zaai-uien, geweigerd dat besluit te wijzigen.
Bij besluit van 1 augustus 2000 heeft de staatssecretaris het door appellant tegen het besluit van 3 maart 2000 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 22 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en, zelf in de zaak voorziend, het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 25 januari 2002 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 mei 2002, waar appellant vertegenwoordigd door mr. A.H.J. Damminga, advocaat te IJsselmuiden, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door drs. S.A.N. Geerling en M.C. de Lint, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank is terecht en op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. Anders dan appellant betoogt, heeft de staatssecretaris het verzoek om een tegemoetkoming in de schade aan de tulpen bij het besluit van 12 juni 1999 afgewezen. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar kunnen maken. Dat de staatssecretaris eerst in de beslissing van 1 augustus 2000 op het bezwaar tegen de brief van 3 maart 2000 heeft aangegeven, waarom geen tegemoetkoming in de schade aan de tulpen is toegekend, maakt dit niet anders.
Voorzover appellant betoogt dat hij in verwarring is gebracht, doordat het besluit van 12 juni 1999, zowel de mogelijkheid van het vragen van een hertaxatie, als die van het indienen van bezwaar vermeldt, wordt overwogen dat appellant ten aanzien van de weigering om een tegemoetkoming in de schade aan de tulpen toe te kennen geen van beide mogelijkheden heeft benut. Dit betekent dat het betoog niet slaagt.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002
119/195-420.