200104690/1.
Datum uitspraak: 17 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Amsterdamsche Huizenhandel en Administratiemaatschappij, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 augustus 2001 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het Stadsdeel De Baarsjes van Amsterdam.
Bij besluiten van 27 januari 1998 heeft het dagelijks bestuur van het Stadsdeel De Baarsjes (hierna: het dagelijks bestuur) appellante aangeschreven een aantal voorzieningen te treffen, waaronder het reinigen van het metselwerk van de voorgevel, aan de panden [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] (hierna: de panden).
Bij besluit van 19 mei 1998 heeft het dagelijks bestuur het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 1998 heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de president) het tegen dit besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 19 oktober 1998 hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 28 mei 1999 heeft de Afdeling het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de president vernietigd, het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard en bepaald dat het dagelijks bestuur, met inachtneming van het bij deze uitspraak overwogene een nieuw besluit neemt.
Bij besluit van 21 december 1999 heeft het dagelijks bestuur, onder meer en voor zover van belang, het tegen de besluiten van 27 januari 1998 ten aanzien van de panden [locatie 1] en [locatie 2] gemaakte bezwaar gericht tegen de voorziening tot het reinigen van het metselwerk van de voorgevel ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van Awb-bezwaarschriftencommissie, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 13 augustus 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 19 september 2001, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 20 november 2001 heeft het dagelijks bestuur een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door [adjunct-directeur], en [bouwkundige], en bijgestaan door mr. S.L. Schram, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. P. Lans, ambtenaar van het dagelijks bestuur, zijn verschenen.
2.1. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij het beroep dat betrekking heeft op de aanschrijving de gevels van de panden te reinigen, ongegrond is verklaard.
2.2. Ingevolge artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders, indien het uiterlijk van een bouwwerk of standplaats, voor het bouwen waarvan een bouwvergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, is verleend, in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 12, eerste lid, degene, die als eigenaar of uit anderen hoofde tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is, aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn de door hen aan te geven daartoe strekkende voorzieningen te treffen.
2.3. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het welstandsadvies van 6 oktober 1999 onvoldoende grondslag biedt voor het oordeel dat de uiterlijke staat van de gevels van de panden [locatie 1] en [locatie 2] in zodanige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand dat sprake is van een situatie als bedoeld in voormeld artikel 19. Met name is in dat advies niet duidelijk gemaakt waarom het enkele feit dat er kleurverschil is tussen de niet en wel gereinigde gevels meebrengt dat de architectonische eenheid in ernstige mate is verstoord. Dat, volgens het advies, het reinigen van de gevels van aangrenzende en naburige panden tot gevolg heeft dat het gevelbeeld van[locaties] in belangrijke mate in zijn oorspronkelijke glorie wordt hersteld, wat van die visie en de gevolgen daarvan zijn moge, volstaat daarvoor niet.
Uit het bovenstaande volgt dat het besluit op bezwaar op dit onderdeel een deugdelijke motivering ontbeert. De rechtbank heeft dit miskend.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient op dit punt te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 21 december 1999 in zoverre alsnog gegrond verklaren en dit besluit in zoverre vernietigen.
2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 13 augustus 2001, AWB 00/1235 GEMWT, voor zover daarbij het beroep betreffende de aanschrijving de gevels van de panden [locatie 1] en [locatie 2] te reinigen ongegrond is verklaard;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel De Baarsjes van Amsterdam van 21 december 1999, no. 992112/BO077, voor zover dat besluit betrekking heeft op de aanschrijving de gevels van de panden [locatie 1] en [locatie 2] te reinigen;
V. veroordeelt het Dagelijks Bestuur van het Stadsdeel De Baarsjes in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1317,26, welk bedrag gedeelte groot € 1288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Amsterdam te worden betaald aan appellante;
VI. gelast dat de gemeente Amsterdam aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 306,30) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Lodder
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2002