ECLI:NL:RVS:2002:AE5058
Raad van State
- Hoger beroep
- E.M.H. Hirsch Ballin
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing Minister van Verkeer en Waterstaat over educatieve maatregel alcohol en verkeer
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 juli 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een beslissing van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De appellant was verplicht om een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) te volgen, zoals bepaald in een besluit van 30 maart 2001. Dit besluit werd door de minister genomen ter bevordering van de geschiktheid van de appellant om deel te nemen aan het verkeer. De appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de minister verklaarde dit bezwaar ongegrond op 5 oktober 2001. Hierop volgde een beroep bij de president van de arrondissementsrechtbank te Maastricht, die op 21 december 2001 het beroep ongegrond verklaarde.
De appellant ging in hoger beroep bij de Raad van State, waarbij hij betoogde dat de president ten onrechte had afgezien van een mondelinge behandeling en dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om nadere argumenten in te brengen tegen de vaststelling van zijn ademalcoholpercentage. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de president terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het verzoek af te doen zonder mondelinge behandeling, aangezien de raadsman van de appellant ter zitting had kunnen reageren op de argumenten van de minister. Bovendien was de appellant in zijn bezwaarschrift niet ingegaan op het vastgestelde ademalcoholpercentage, wat de president in zijn beslissing heeft meegenomen.
De Afdeling heeft de argumenten van de appellant verworpen en bevestigd dat de minister geen beleidsvrijheid had in deze kwestie, gezien het gebiedende karakter van de regelgeving. De minister had bovendien gesuggereerd dat de appellant de cursus op dagen kan plannen dat zijn restaurant gesloten is, wat de Afdeling als een redelijke oplossing beschouwde. Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak van de president bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.