ECLI:NL:RVS:2002:AE4883

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200106119/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van archiefbescheiden door burgemeester en wethouders van Epe

In deze zaak gaat het om de beslissing van burgemeester en wethouders van Epe om een verzoek tot vernietiging van archiefbescheiden af te wijzen. Appellant, die betrokken is bij het dossier, heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing. De rechtbank te Zutphen heeft het bezwaar ongegrond verklaard, maar appellant heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State oordeelt dat de beslissing van burgemeester en wethouders om archiefbescheiden niet te vernietigen geen publiekrechtelijke rechtshandeling is. Dit betekent dat de weigering om archiefbescheiden te vernietigen niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad van State stelt vast dat het vernietigen van archiefbescheiden feitelijk handelen betreft en niet gericht is op het creëren of tenietdoen van rechtsgevolgen, zoals het recht op inzage. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt de uitspraak van de rechtbank en het besluit van burgemeester en wethouders, en verklaart het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk. Tevens wordt bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de gemeente Epe het griffierecht aan appellant vergoedt.

Uitspraak

200106119/1.
Datum uitspraak: 3 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 29 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van Epe.
1. Procesverloop
Bij brief van 25 september 2000 hebben burgemeester en wethouders van Epe (hierna: burgemeester en wethouders) een verzoek om vernietiging van een op appellant betrekking hebbend dossier afgewezen.
Bij besluit van 25 januari 2001 hebben burgemeester en wethouders het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de Bezwaar- en Beroepschriften van 7 december 2000, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 29 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 december 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 december 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 februari 2002 hebben burgemeester en wethouders van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2002, waar appellant in persoon is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat aan de primaire weigering om tot vernietiging van de archiefbescheiden over te gaan het rechtsgevolg is verbonden dat de in geding zijnde documenten in beginsel openbaar en voor een ieder vrij toegankelijk zijn. Gelet daarop is sprake van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Naar het oordeel van de rechtbank hebben burgemeester en wethouders het bezwaar van appellant terecht ontvankelijk geacht.
2.2. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit – waartegen op grond van artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb een bezwaarschrift kan worden ingediend – verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.3. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat de brief van 25 september 2000 geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb bevat. Het vernietigen van archiefbescheiden betreft feitelijk handelen. Weliswaar zijn door de Archiefwet 1995 en de daarop gebaseerde regelingen regels gesteld met betrekking tot dit feitelijk handelen, maar dat brengt niet met zich dat een beslissing van burgemeester en wethouders met betrekking tot het al dan niet vernietigen van archiefbescheiden een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Burgemeester en wethouders handelen in dit verband enkel in het kader van hun wettelijke zorgplicht voor archiefstukken. Het vernietigen van archiefbescheiden is als zodanig niet gericht op het in het leven roepen of te niet doen van rechtsgevolgen, zoals een recht op inzage. Anders dan de rechtbank overweegt, is dus ook de weigering archiefbescheiden te vernietigen geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
2.4. Het vorenstaande voert tot de slotsom dat het bezwaarschrift van appellant ten onrechte door burgemeester en wethouders ontvankelijk is geacht en dat de rechtbank het besluit van 25 januari 2001 om die reden niet in stand had mogen laten. Het voorgaande leidt – zonder dat de Afdeling aan de aangevoerde gronden van het hoger beroep toekomt – tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is en dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt. De Afdeling zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen en het besluit van 25 januari 2001 vernietigen. De Afdeling ziet, nu burgemeester en wethouders na vernietiging van dit besluit rechtens nog slechts één besluit kunnen nemen, aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 29 oktober 2001, in zaak no. 01/328 BESLU 58;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Epe van 25 januari 2001, no. 2001-00223;
III. verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat de gemeente Epe aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht (€ 267,28) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2002
91-421.