ECLI:NL:RVS:2002:AE4851

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105348/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.H. Lauwaars
  • P.J.J. van Buuren
  • D.A.C. Slump
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan en geschil over ruimtelijke ordening in Oude-Tonge

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het bestemmingsplan "Eerste partiële herziening Oude-Tonge Dorp" door de gemeenteraad van Oostflakkee, vastgesteld op 8 februari 2001. De gedeputeerde staten van Zuid-Holland hebben op 18 september 2001 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Appellant, een inwoner van de gemeente, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, omdat hij van mening is dat de goedkeuring onterecht is verleend. Hij stelt dat de vorige eigenaar van het perceel alleen medewerking verleende aan een bestemming voor maatschappelijke doeleinden en groenvoorzieningen, en dat de gemeente nu een woonbestemming heeft toegekend, wat volgens hem niet in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening.

De Raad van State heeft de zaak op 18 april 2002 behandeld. Tijdens de zitting is de gemeenteraad vertegenwoordigd door ambtenaren, terwijl appellant niet aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de gedeputeerde staten de beoordelingsmarges niet hebben overschreden en dat het bestemmingsplan niet in strijd is met het recht. De Afdeling heeft vastgesteld dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om op basis van gewijzigde planologische inzichten een nieuw bestemmingsplan vast te stellen, zelfs als het oude plan nog niet tien jaar van kracht is.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de argumenten van appellant niet voldoende zijn om de goedkeuring van het bestemmingsplan te vernietigen. De Afdeling heeft geoordeeld dat de verweerders zich in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellant is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200105348/1.
Datum uitspraak: 3 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2001 heeft de gemeenteraad van Oostflakkee, op voorstel van burgemeester en wethouders van 30 januari 2001, het bestemmingsplan “Eerste partiële herziening Oude-Tonge Dorp” vastgesteld. Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 18 september 2001, kenmerk DRGG/ARB/01/2308A, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 28 oktober 2001, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2001, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 februari 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 april 2002, waar verweerders, vertegenwoordigd door J.H. van Spriel, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad van de gemeente Oostflakkee, vertegenwoordigd door ing. C.M.C. Kranse-Bogaard, ambtenaar van de gemeente. Appellant is niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Met het plan wordt beoogd de bouw van vier vrijstaande woningen mogelijk te maken op het perceel hoek Kolfweg/Mariniersweg te Oude-Tonge.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellant is van mening dat verweerders ten onrechte goedkeuring hebben verleend aan het plan. Hij voert hiertoe aan dat de vorige eigenaar het perceel aan de gemeente heeft verkocht, aangezien alleen medewerking werd verleend aan een bestemming “Maatschappelijke doeleinden” en “Groenvoorzieningen”. Op het moment dat de gemeente eigenaar was geworden bleek het ineens wel mogelijk een woonbestemming aan de betrokken gronden toe te kennen. Daarnaast stelt appellant dat de voorziene woningen een andere ruimtelijke uitstraling hebben dan de boerderij, tuin en bomenrij. Voorts betwist hij dat het niet mogelijk was de boerderij te behouden. Tenslotte meent appellant dat een onveilige verkeerssituatie zal ontstaan.
2.4. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij hebben onder meer overwogen dat het plan past in het geldende streekplan Zuid-Holland Zuid.
Ter zitting is namens de gemeenteraad onweersproken gesteld dat de vorige eigenaar het perceel niet aan de gemeente, maar direct aan een projectontwikkelaar heeft verkocht.
2.4.1. De Afdeling overweegt dat aan een geldend bestemmingsplan niet blijvend rechten kunnen worden ontleend. De gemeenteraad komt de bevoegdheid toe op grond van gewijzigde planologische inzichten een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. Van deze bevoegdheid kan ook gebruik gemaakt worden indien het geldende bestemmingsplan nog geen tien jaar van kracht is.
Verweerders hebben zich naar het oordeel van de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat, wat er ook zij van de motieven die ten grondslag hebben gelegen aan de vorige bestemming “Maatschappelijke doeleinden” en “Groenvoorzieningen”, thans ter beoordeling staat of de bestemming “Woondoeleinden” die in het onderhavige bestemmingsplan is opgenomen uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.
Voorts heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat verweerders er niet van mochten uitgaan dat het niet mogelijk was de boerderij met opstallen te restaureren en inpandig woningen te realiseren.
Hoewel verwezenlijking van het plan aantasting van enig groen met zich brengt, zal het gebied een vrij open en groen karakter behouden. Voorts zal bij de inrichting van het gebied rekening worden gehouden met beeldbepalende kwaliteiten van de omgeving, zoals het aangrenzende groengebied Grijsoord.
Daarnaast is gebleken dat de ontsluiting van de woningen zal plaatsvinden vanaf de Kolfweg en de Mariniersweg. Ten aanzien van de stelling van appellant dat verwezenlijking van deze uitritten met zich brengt dat enkele parkeerplaatsen verloren gaan, overweegt de Afdeling dat ter zitting namens het gemeentebestuur onweersproken is gesteld dat het gedeelte van de weg waarop deze uitritten worden ontsloten niet als parkeerplaats is ingericht en evenmin als zodanig wordt gebruikt.
Tenslotte acht de Afdeling niet aannemelijk dat verwezenlijking van het plan een onveilige verkeerssituatie met zich brengt. Hierbij heeft zij in aanmerking genomen dat ter zitting namens het gemeentebestuur onweersproken is gesteld dat op de hoek van de Kolfweg en de Mariniersweg slechts erfafscheidingen met een hoogte van 1 meter zijn toegestaan.
2.4.2. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Lauwaars w.g. Neuwahl
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2002
280.