ECLI:NL:RVS:2002:AE4331
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.H. Donner
- J.J. den Broeder
- Rechtspraak.nl
Intrekking van vergunning voor pluimveebedrijf in Ermelo
In deze zaak gaat het om de intrekking van een vergunning voor een pluimveebedrijf in Ermelo. De burgemeester en wethouders van Ermelo hebben op 18 juli 2001 besloten om de eerder verleende vergunning, die op 12 juli 1988 was afgegeven krachtens de Hinderwet, gedeeltelijk in te trekken. Dit besluit werd op 19 juli 2001 ter inzage gelegd. De appellant, die zich tegen dit besluit wilde verzetten, heeft op 29 augustus 2001 beroep ingesteld bij de Raad van State. De verweerders hebben op hun beurt een verweerschrift ingediend op 26 oktober 2001. Na het vooronderzoek is de zaak door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer.
De zitting vond plaats op 2 april 2002, waar de appellant werd vertegenwoordigd door een gemachtigde en de verweerders door N.K.J. Wiggers, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat de intrekking van de vergunning verband houdt met de toepassing van de saldomethode, zoals geregeld in artikel 8, vierde lid, van de Interimwet ammoniak en veehouderij. De appellant heeft aangevoerd dat de inwerkingtreding van de intrekking in strijd is met artikel 20.3 van de Wet milieubeheer, omdat in het dictum van het bestreden besluit is bepaald dat de intrekking pas in werking treedt wanneer de vergunningen voor de begunstigde inrichtingen onherroepelijk zijn geworden.
De Afdeling heeft geoordeeld dat het dictum van het bestreden besluit niet de inwerkingtreding van de intrekking regelt, maar het tijdstip waarop de materiële gevolgen van de intrekking optreden. De Afdeling concludeert dat de intrekking van de vergunning onder opschortende voorwaarden kan plaatsvinden, wat in overeenstemming is met de Wet milieubeheer. Uiteindelijk heeft de Afdeling het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.