ECLI:NL:RVS:2002:AE4320

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105371/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit burgemeester Doetinchem inzake verbod op verkoop alcohol tijdens kermis

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 juni 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de burgemeester van Doetinchem. Het geschil ontstond naar aanleiding van een besluit van de burgemeester, genomen op 8 juni 2000, waarin de verkoop van alcoholhoudende dranken op het parkeerterrein de Varkensweide tijdens de voorjaarskermis werd verboden. De burgemeester vreesde voor verstoring van de openbare orde, vooral in het licht van het gelijktijdig plaatsvinden van het Europese Kampioenschap voetbal. De appellant, die zich niet kon verenigen met dit besluit, heeft bezwaar aangetekend, maar dit werd door de burgemeester ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te Zutphen, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde en het bezwaar ongegrond verklaarde.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2002. De Afdeling oordeelde dat het besluit van de burgemeester niet als een besluit van algemene strekking kon worden gekwalificeerd, maar als een beschikking die zich enkel tot de appellant richtte. De Afdeling oordeelde dat de burgemeester zijn besluit onzorgvuldig had voorbereid en dat de motivering ondeugdelijk was. De burgemeester had niet aannemelijk gemaakt waarom het besluit pas op de dag van de kermis was genomen, terwijl de kermis en het EK voetbal al lang van tevoren bekend waren. De Afdeling concludeerde dat de vrees voor ordeverstoringen niet deugdelijk was gemotiveerd, vooral omdat er geen eerdere incidenten tijdens de kermis waren vastgesteld.

Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de burgemeester, en droeg de burgemeester op om een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die door de gemeente Doetinchem moesten worden vergoed.

Uitspraak

200105371/1.
Datum uitspraak: 19 juni 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 20 september 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Doetinchem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 juni 2000 heeft de burgemeester van Doetinchem (hierna: de burgemeester) uit vrees voor verstoring van de openbare orde tijdens de voorjaarskermis besloten om op het parkeerterrein de Varkensweide te Doetinchem, waarop de kermis wordt gehouden, de verkoop en het voor de verkoop voorradig hebben van alcoholhoudende drank met ingang van 8 juni 2000 tot en met 13 juni 2000 te verbieden.
Bij besluit van 5 maart 2001 heeft de burgemeester het daartegen gemaakte bezwaar door appellant ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 20 september 2001, verzonden op 20 september 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Zutphen (hierna: de rechtbank) het ingestelde beroep tegen het niet-tijdig beslissen op bezwaar door de burgemeester niet-ontvankelijk verklaard en het ingestelde beroep tegen het besluit van 5 maart 2001 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 januari 2002 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 mei 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Pul, advocaat te Doetinchem, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A.B.T.M. Jansen en
R.P.J. Hengeveld, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Ingevolge artikel 174, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede op de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
Ingevolge artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
2.2. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen sprake is van een besluit van algemene strekking, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, maar van een beschikking, nu het besluit van
8 juni 2000 zich feitelijk alleen richt tot appellant. Dit doet overigens aan de ontvankelijkheid van het bezwaar en beroep van appellant niet af.
2.3. Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank, dat niet kan worden staande gehouden dat de burgemeester niet in redelijkheid tot de bestreden beslissing heeft kunnen komen. Appellant betoogt terecht dat de burgemeester zijn besluit onzorgvuldig heeft voorbereid en dat sprake is van een ondeugdelijke motivering. Niet valt in te zien waarom de burgemeester eerst op 8 juni 2000, de eerste dag van de kermis, het besluit heeft genomen. Immers, dat de kermis zou plaatsvinden in de periode waarin het Europese Kampioenschap voetbal zou worden gehouden, was ruimschoots van te voren bekend. Dat appellant in de week voorafgaande aan 8 juni 2000, in het kader van de voorbereiding van het bestreden besluit, is geïnformeerd over het voornemen van de burgemeester, zodat hij hiermee rekening kon houden, is niet aannemelijk geworden. Het standpunt van de burgemeester dat in verband met het samenvallen in tijd van het Europese Kampioenschap voetbal en de kermis te Doetinchem de vrees was gewettigd voor ordeverstoringen, is niet deugdelijk gemotiveerd. In Doetinchem werden geen wedstrijden voor dit kampioenschap gespeeld. Uit de omstandigheid dat zich elders in Europa ordeverstoringen hebben voorgedaan bij wedstrijden van landen die deelnamen aan het Europese Kampioenschap voetbal kunnen geen conclusies worden getrokken voor de plaatselijke situatie in Doetinchem. Voorts is ook niet komen vast te staan dat de voorgaande jaren ordeverstoringen hebben plaatsgevonden tijdens de kermis, die de vrees wettigden voor verstoring van de openbare orde en veiligheid.
2.4. Het vooroverwogene leidt tot de slotsom dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep bij de rechtbank gegrond verklaren en de bestreden beslissing op bezwaar wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht vernietigen.
2.5. De burgemeester dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zutphen van 20 september 2001, 01/185 GEMWT 58;
III. verklaart het beroep bij de rechtbank gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de burgemeester van Doetinchem van 5 maart 2001, no. 2000.04911/2000.08129/pvg;
V. draagt de burgemeester van Doetinchem op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt de burgemeester van Doetinchem in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Doetinchem te worden betaald aan appellant;
VII. gelast dat de gemeente Doetinchem aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht
(€ 256,39) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2002
91-421.