ECLI:NL:RVS:2002:AE3962

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104697/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • L. Groenendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor sloop van woningen door burgemeester en wethouders van Alkmaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 9 augustus 2001. De zaak betreft de vergunning die op 18 februari 2000 door burgemeester en wethouders van Alkmaar is verleend aan de Hollandse Beton Groep N.V. voor het slopen van woningen, opslagruimten, garages en kantoorruimten op percelen in Alkmaar. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar dit bezwaar werd op 7 juni 2001 ongegrond verklaard. Hierop hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 9 augustus 2001 de uitspraak van burgemeester en wethouders heeft bevestigd.

Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun eerdere argumenten herhaalden. De zaak is behandeld op 21 mei 2002, waarbij appellanten werden vertegenwoordigd door een gemachtigde en hun advocaat, mr. F.P. Klaver. De burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door A. van het Ende, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling oordeelt dat de vergunning op basis van artikel 8.1.5 van de Bouwverordening terecht is verleend, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard. De beslissing is genomen in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 juni 2002.

Uitspraak

200104697/1.
Datum uitspraak: 12 juni 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
appellanten, beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 9 augustus 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Alkmaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: burgemeester en wethouders), voorzover thans van belang, aan de naamloze vennootschap “Hollandse Beton Groep N.V.” vergunning verleend voor het slopen van de woningen, opslagruimte, garages en kantoorruimte op de percelen [locaties] te Alkmaar.
Bij besluit van 7 juni 2001 hebben zij het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 9 augustus 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij faxbericht, bij de Raad van State ingekomen op 20 september 2001, hoger beroep ingesteld. De desbetreffende brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2002, waar appellanten vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. F.P. Klaver, advocaat te Alkmaar, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door A. van het Ende, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van appellanten in hoger beroep komt neer op een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank is op goede gronden tot een juist oordeel gekomen. De Afdeling neemt hierbij mede in aanmerking dat artikel 8.1.5 van de Bouwverordening, anders dan appellanten betogen, niet noopt tot de conclusie dat de vergunning niet had mogen worden verleend.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Groenendijk
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2002
164.