ECLI:NL:RVS:2002:AE3962
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vergunningverlening voor sloop van woningen door burgemeester en wethouders van Alkmaar
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 9 augustus 2001. De zaak betreft de vergunning die op 18 februari 2000 door burgemeester en wethouders van Alkmaar is verleend aan de Hollandse Beton Groep N.V. voor het slopen van woningen, opslagruimten, garages en kantoorruimten op percelen in Alkmaar. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar dit bezwaar werd op 7 juni 2001 ongegrond verklaard. Hierop hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 9 augustus 2001 de uitspraak van burgemeester en wethouders heeft bevestigd.
Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun eerdere argumenten herhaalden. De zaak is behandeld op 21 mei 2002, waarbij appellanten werden vertegenwoordigd door een gemachtigde en hun advocaat, mr. F.P. Klaver. De burgemeester en wethouders werden vertegenwoordigd door A. van het Ende, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling oordeelt dat de vergunning op basis van artikel 8.1.5 van de Bouwverordening terecht is verleend, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard. De beslissing is genomen in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 12 juni 2002.