ECLI:NL:RVS:2002:AE3679
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vergunning voor constructiestaalverwerkingsbedrijf en loodgietersbedrijf
In deze zaak gaat het om een beroep ingesteld door appellanten tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Heel, waarbij een revisievergunning is verleend aan een besloten vennootschap voor een constructiestaalverwerkingsbedrijf en een loodgietersbedrijf. De vergunning werd verleend op 20 november 2001 en ter inzage gelegd op 22 november 2001. Appellanten hebben op 2 januari 2002 beroep ingesteld, met aanvullende gronden op 1 februari 2002. De verweerders hebben op 4 maart 2002 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 17 mei 2002, waarbij appellanten in persoon aanwezig waren en verweerders vertegenwoordigd door mr. C.E.M. van den Berg-Curfs.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat volgens artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer een vergunning slechts kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van het milieu. Appellanten stellen dat de inrichting niet verenigbaar is met het bestemmingsplan, maar deze beroepsgrond is niet relevant voor de milieuaspecten van de vergunning. Daarnaast vrezen appellanten voor geluidoverlast, maar de Afdeling concludeert dat de aan de vergunning verbonden geluidvoorschriften kunnen worden nageleefd, zoals blijkt uit het akoestisch rapport dat bij de aanvraag is gevoegd. Appellanten hebben niet aangetoond dat de conclusie van verweerders onjuist is.
De Afdeling oordeelt dat de argumenten van appellanten over de naleving van de voorschriften en de controle daarop niet relevant zijn voor de rechtmatigheid van de vergunning. De Algemene wet bestuursrecht biedt mogelijkheden voor handhaving van de voorschriften. Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 5 juni 2002.