ECLI:NL:RVS:2002:AE3324
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Beekhuis
- J.H. van Breda
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor rundvee- en paardenhouderij en milieuhinder
In deze zaak, behandeld door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, gaat het om de vergunningverlening voor een rundvee- en paardenhouderij op een perceel in Haaksbergen. De burgemeester en wethouders van Haaksbergen hebben op 11 december 2001 een revisievergunning verleend aan de vergunninghouder, welke op 20 december 2001 ter inzage is gelegd. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld op 3 januari 2002, waarbij hij betoogt dat de woning van de vergunninghouder niet is meegenomen in de beoordeling van de aanvraag, en dat de onderliggende milieuvergunning van 31 december 1991 van rechtswege is vervallen omdat er meer dan drie jaar geen gebruik van is gemaakt.
Tijdens de zitting op 13 mei 2002 is appellant, bijgestaan door zijn raadsman J.P.E. Baakman, verschenen, evenals de vertegenwoordiger van de gemeente, R. ter Horst. De vergunninghouder is ook gehoord. De Afdeling overweegt dat de vergunning voor het houden van 10 zoogkoeien, 5 stuks jongvee, en 14 paarden van 3 jaar en ouder, en 5 paarden jonger dan 3 jaar, terecht is verleend. De Afdeling stelt vast dat de vergunninghouder op het moment van de aanvraag een illegaal geplaatste caravan op het terrein bewoonde, maar dat deze niet relevant is voor de vergunningaanvraag.
Verder wordt opgemerkt dat de vergunning niet van rechtswege vervalt, omdat de inrichting binnen de gestelde termijn is opgericht en in werking is gebracht. De Afdeling concludeert dat de vergunninghouder geen gebruiksrecht heeft ten aanzien van de inrichting, maar dat dit argument te laat is ingebracht. Uiteindelijk wordt het beroep van appellant ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 29 mei 2002.