ECLI:NL:RVS:2002:AE3323
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.M. Boll
- E.M.H. Hirsch Ballin
- M.G.J. Parkins-de Vin
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake handhaving varkenshouderij
In deze zaak gaat het om een beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Hof van Twente. Dit besluit, genomen op 19 november 1998, betreft de afwijzing van een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot de varkenshouderij van [varkenshouder] op het perceel [locatie] te [plaats]. Na een bezwaarprocedure hebben de verweerders op 5 juni 2001 het bezwaar van appellanten gegrond verklaard, maar het oorspronkelijke besluit om niet tot handhaving over te gaan, gehandhaafd. Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State op 25 juni 2001.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 april 2002 behandeld, maar zowel appellanten als verweerders zijn niet verschenen. De Raad heeft overwogen dat ingevolge artikel 8.4 van de Wet milieubeheer, de vergunning die op 14 december 2001 is verleend, de eerdere vergunning van 18 november 1978 vervangt. Aangezien deze revisievergunning op 15 februari 2002 onherroepelijk is geworden, is de eerdere vergunning van rechtswege vervallen. Hierdoor hebben appellanten geen procesbelang meer bij hun beroep, wat leidt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 29 mei 2002.