ECLI:NL:RVS:2002:AE2840
Raad van State
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J. Hoekstra
- J.J. Vis
- A. Kosto
- Rechtspraak.nl
Weigering ontheffing voor het onder zich hebben van Vuursalamanders op grond van de Natuurbeschermingswet
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 mei 2002 uitspraak gedaan over de weigering van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij om een ontheffing te verlenen aan appellant voor het onder zich hebben van Vuursalamanders (Salamandra, salamandra). De zaak werd behandeld op 8 januari 2001, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door J.M.A. Klaus en de verweerder door mr. J. C. Bootsma, ambtenaar ten departemente.
De appellant betoogde dat de vuursalamanders, waarop zijn aanvraag betrekking had, niet konden worden gerekend tot een in Nederland in het wild voorkomende diersoort, omdat zij van oorsprong afkomstig waren uit het westelijke Mediterrane gebied. De Afdeling oordeelde echter dat de vuursalamander wel degelijk een in Nederland in het wild voorkomende diersoort is en dat de wet de mogelijkheid biedt om bij algemene maatregel van bestuur bepaalde (onder)soorten aan te wijzen als beschermde diersoorten, ook al komen deze niet in het wild voor in Nederland.
De Afdeling concludeerde dat het verbod op het onder zich hebben van beschermde diersoorten gerechtvaardigd is ter bescherming van de vuursalamander, ondanks dat dit een beletsel kan vormen voor het vrije handelsverkeer. De Afdeling oordeelde dat de Staatssecretaris de weigering van de ontheffing terecht had gehandhaafd en dat het beroep van appellant ongegrond was. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de Natuurbeschermingswet en de bescherming van inheemse diersoorten, waarbij de wetgeving ook ruimte biedt voor de bescherming van (onder)soorten die niet in Nederland in het wild voorkomen.