ECLI:NL:RVS:2002:AE2592

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101464/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating als thuiszorginstelling onder de AWBZ

In deze zaak gaat het om de toelating van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Thuiszorgburo Buinerveen B.V." als thuiszorginstelling onder de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Het College voor zorgverzekeringen heeft op 18 juli 2000 het verzoek van een andere zorgaanbieder, "Thuiszorg Holding B.V.", om appellante toe te laten als thuiszorginstelling afgewezen. Echter, op 8 februari 2001 heeft het College appellante alsnog toegelaten met ingang van 1 januari 2001. De Raad van State oordeelt dat appellante ten tijde van de beslissing op bezwaar geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het eerdere besluit van 18 juli 2000, wat door het College niet is onderkend. Hierdoor is het beroep van appellante gegrond verklaard en wordt de beslissing op bezwaar vernietigd. Het bezwaar tegen het besluit van 18 juli 2000 wordt niet-ontvankelijk verklaard, en de uitspraak treedt in de plaats van het vernietigde besluit. Tevens wordt het College opgedragen het griffierecht van € 204,20 aan appellante te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 mei 2002.

Uitspraak

200101464/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
“Thuiszorgburo Buinerveen B.V.”, gevestigd te Buinerveen,
appellante,
en
College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2000 heeft het College voor zorgverzekeringen
(hierna: verweerder) het verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “Thuiszorg Holding B.V.” van 3 januari 2000 om appellante toe te laten als thuiszorginstelling in de zin van artikel 8 van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: AWBZ) afgewezen.
Bij brief van 16 juni 2000 heeft appellante tegen het uitblijven van een beslissing op het verzoek van 3 januari 2000 bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2001, heeft appellante beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het door haar ingediende bezwaarschrift. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 8 februari 2001 heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ.
Bij besluit van 30 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2001 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij brief van 5 juni 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 november 2001 heeft appellante de gronden voor beroep aangevuld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 december 2001 heeft verweerder een nader verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2002, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en mr. J. Verdurmen, is verschenen. Appellante heeft zich - met kennisgeving - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 8 februari 2001, derhalve vóórdat het bestreden besluit was genomen, heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 alsnog toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ. Gesteld noch gebleken is dat appellante ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar tegen het besluit van 18 juli 2000 ingediende bezwaarschrift. Verweerder heeft dit niet onderkend.
2.2. Het beroep is gegrond. De beslissing op bezwaar wordt vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2000 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Daarbij is in aanmerking genomen dat de zaak vanwege de onderlinge samenhang gelijktijdig met de zaak 200101482/1 ter zitting is behandeld en dat in die zaak reeds een proceskostenveroordeling ten gunste van appellante is uitgesproken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het College voor zorgverzekeringen van 30 mei 2001, kenmerk V&VTOEL/21024985;
III. verklaart het door appellante tegen het besluit van 18 juli 2000 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. gelast dat het College voor zorgverzekeringen het door appellante voor de behandeling van haar beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002
284-408.