ECLI:NL:RVS:2002:AE2590

Raad van State

Datum uitspraak
15 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101482/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • C. Sparreboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating als thuiszorginstelling en vernietiging van besluit College voor zorgverzekeringen

In deze zaak gaat het om de toelating van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'Thuiszorg Buro Haren B.V.' als thuiszorginstelling onder de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ). Het College voor zorgverzekeringen heeft op 11 mei 2000 het verzoek van appellante om toelating afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en later beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar bezwaarschrift. Op 8 februari 2001 heeft het College voor zorgverzekeringen appellante alsnog toegelaten als thuiszorginstelling, maar heeft het bezwaar tegen de eerdere afwijzing ongegrond verklaard. De zaak is ter zitting behandeld op 5 april 2002, waar het College voor zorgverzekeringen werd vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en mr. J. Verdurmen. Appellante was niet ter zitting aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat appellante ten tijde van de beslissing op bezwaar geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van 11 mei 2000. De beslissing op bezwaar is vernietigd en het bezwaar is niet-ontvankelijk verklaard. De Raad van State heeft het College voor zorgverzekeringen veroordeeld in de proceskosten van appellante en heeft bepaald dat het College het betaalde griffierecht dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2002.

Uitspraak

200101482/1.
Datum uitspraak: 15 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"Thuiszorg Buro Haren B.V.", gevestigd te Haren,
appellante,
en
het College voor zorgverzekeringen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2000 heeft het College voor zorgverzekeringen
(hierna: verweerder) het verzoek van appellante om toelating als thuiszorginstelling in de zin van artikel 8 van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (hierna: de AWBZ) afgewezen.
Bij brief van 16 juni 2000 heeft appellante hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 februari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2001, heeft appellante beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het door haar ingediend bezwaarschrift. Deze brief is aangehecht.
Bij besluit van 8 februari 2001 heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ.
Bij besluit van 30 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het door appellante tegen het besluit van 11 mei 2000 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij brief van 5 juni 2001 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 7 november 2001 heeft appellante de gronden voor beroep aangevuld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 december 2001 heeft verweerder een nader verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 april 2002, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. J. Hallie en mr. J. Verdurmen, is verschenen. Appellante heeft zich - met kennisgeving - niet ter zitting doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 8 februari 2001, derhalve vóórdat het bestreden besluit was genomen, heeft verweerder appellante met ingang van 1 januari 2001 alsnog toegelaten als thuiszorginstelling in de zin van de AWBZ. Gesteld noch gebleken is dat appellante ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het door haar tegen het besluit van 11 mei 2000 ingediende bezwaarschrift. Verweerder heeft dit niet onderkend.
2.2. Het beroep is gegrond. De beslissing op bezwaar wordt vernietigd. Met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt het door appellante tegen het besluit van 11 mei 2000 gemaakte bezwaar alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het College voor zorgverzekeringen van 30 mei 2001, kenmerk V&VTOEL/21024452;
III. verklaart het door appellante tegen het besluit van 11 mei 2000 gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het College voor zorgverzekeringen in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 333,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het College voor zorgverzekeringen te worden betaald aan appellante;
VI. gelast dat het College voor zorgverzekeringen het door appellante voor de behandeling van haar beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2002
284-408.