ECLI:NL:RVS:2002:AE2546
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- M.G.J. Parkins-de Vin
- J.A.W. Scholten-Hinloopen
- M.E.E. Wolff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om toevoeging rechtsbijstand
Op 15 mei 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellant tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een toevoeging op basis van de Wet op de rechtsbijstand, dat door de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam was afgewezen. Het oorspronkelijke besluit tot afwijzing dateert van 16 november 1999, waarna de appellant in beroep ging. De raad verklaarde het beroep ongegrond op 10 juli 2000. De rechtbank te Amsterdam verklaarde het beroep van de appellant op 24 oktober 2001 niet-ontvankelijk. Hierop volgde het hoger beroep, dat op 5 december 2001 bij de Raad van State werd ingediend.
Tijdens de zitting op 2 mei 2002 heeft de Afdeling de zaak behandeld. De appellant heeft zich beperkt tot beroepsgronden die niet door de rechtbank zijn behandeld, en heeft de gronden waarop de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaarde niet bestreden. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 mei 2002. De betrokken rechters bij deze uitspraak waren R.W.L. Loeb als voorzitter, en M.G.J. Parkins-de Vin en J.A.W. Scholten-Hinloopen. De uitspraak werd in tegenwoordigheid van ambtenaar van Staat M.E.E. Wolff vastgesteld.