200103750/1.
Datum uitspraak: 8 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] h.o.d.n. Pannekoekenboerderij de Hooiberg, wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 12 juni 2001 in het geding tussen:
de raad van de gemeente Leiderdorp.
Bij besluit van 31 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders van Leiderdorp aan de raad van de gemeente Leiderdorp (hierna: de raad) een voorstel gedaan met betrekking tot de aanwijzing van gronden waarop de artikelen 10-24, alsmede de artikelen 26 en 27 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) van toepassing zijn.
Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt bij burgemeester en wethouders.
Bij besluit van 13 oktober 1999 heeft de raad overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders de gronden aangewezen. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 31 augustus 1999 wordt ingevolge artikel 9a, tweede lid, van de Wvg geacht te zijn gericht tegen het raadsbesluit van 13 oktober 1999.
Bij brief van 23 februari 2000 hebben burgemeester en wethouders appellant bericht dat de raad in zijn vergadering van 21 februari 2000 het bezwaar ongegrond heeft verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie beroep- en bezwaarschriften van 20 december 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 12 juni 2001, verzonden op 19 juni 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juli 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 18 december 2001 heeft de raad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 maart 2002, waar appellant in persoon, en de raad, vertegenwoordigd door mr. F. Spijker, advocaat te Leiden, vergezeld van J. Borst, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting is gebleken dat op 12 februari 2002 het ontwerp structuurplan W4, gemeente Leiderdorp is vastgesteld en dat door de raad naar aanleiding daarvan in het kader van de Wvg een nieuw aanwijzingsbesluit is genomen met betrekking tot de desbetreffende gronden. Gesteld noch gebleken is dat appellant schade heeft geleden als gevolg van het aanwijzingsbesluit van 13 oktober 1999, dan wel de handhaving ervan bij besluit van 23 februari 2000. Het vorenstaande kan tot geen andere gevolgtrekking leiden dan dat appellant geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.2. Het hoger beroep moet derhalve vanwege het ontbreken van het vereiste procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan appellant wordt terugbetaald.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 154,29) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2002