ECLI:NL:RVS:2002:AE2398
Raad van State
- Hoger beroep
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- H.G. Lubberdink
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen weigering legalisatie geboorteakte
Op 8 mei 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellant tegen de weigering van de Minister van Buitenlandse Zaken om een uittreksel van een geboorteakte te legaliseren. De minister had op 5 juni 1998 besloten om de legalisatie te weigeren, en dit besluit werd later door de minister bevestigd in een besluit van 22 februari 1999, waarin het bezwaar van de appellant ongegrond werd verklaard. De rechtbank te Rotterdam had op 1 december 2000 het beroep van de appellant tegen deze weigering eveneens ongegrond verklaard.
De appellant had op 24 januari 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij zijn gronden aanvulde op 28 maart 2001. Tijdens de zitting op 18 februari 2002 was de appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van het ministerie. De Raad van State overwoog dat de legalisatie van het geboortebewijs terecht was geweigerd, omdat de naam van de informant onjuist was. Hierdoor was het hoger beroep niet-ontvankelijk, aangezien de appellant geen belang had bij een beoordeling van de zaak, gezien de onjuistheid van de naam.
De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2002.