ECLI:NL:RVS:2002:AE2391

Raad van State

Datum uitspraak
8 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104938/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J. de Koning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake geslachtsnaamwijziging van meerderjarige zoon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 15 augustus 2001. De Staatssecretaris van Justitie had op 13 december 1999 aan appellant meegedeeld dat de geslachtsnaam van de meerderjarige zoon van appellant voor wijziging in aanmerking zou komen. Echter, bij besluit van 12 april 2000 verklaarde de staatssecretaris het bezwaar van appellant ongegrond. Appellant ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze verklaarde het beroep op 15 augustus 2001 ongegrond. Appellant stelde hoger beroep in bij de Raad van State, dat op 8 mei 2002 werd behandeld.

Tijdens de zitting op 12 april 2002 werd de staatssecretaris vertegenwoordigd door J.C. Roozendaal. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de argumenten van appellant in hoger beroep voornamelijk een herhaling waren van de eerder aangevoerde argumenten bij de rechtbank. De rechtbank had geen onjuiste toepassing gegeven aan de relevante artikelen van het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging. De staatssecretaris had de Kroon terecht een voordracht mogen doen om het verzoek van de zoon tot wijziging van de geslachtsnaam in te willigen.

De Afdeling bestuursrechtspraak bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep. De uitspraak werd in het openbaar gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200104938/1.
Datum uitspraak: 8 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 15 augustus 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Jusititie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 1999 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) appellant medegedeeld dat hij de geslachtsnaam van de meerderjarige zoon van appellant voor wijziging in aanmerking zal doen komen.
Bij besluit van 12 april 2000 heeft de staatssecretaris het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 15 augustus 2001, verzonden op 28 augustus 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 8 oktober 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 november 2001 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2002, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door J.C. Roozendaal, ambtenaar op het departement, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd komt louter neer op een herhaling van de door hem bij de rechtbank aangevoerde en de door haar behandelde argumenten. De rechtbank heeft daarbij geen onjuiste toepassing gegeven aan artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging (Stbl. 1997, 463) door te overwegen dat de staatssecretaris de Kroon een voordracht mocht doen om het verzoek van de zoon tot wijziging van de geslachtsnaam in te willigen.
2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. de Koning, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Koning
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2002
221.