ECLI:NL:RVS:2002:AE2344
Raad van State
- Hoger beroep
- P. van Dijk
- R.W.L. Loeb
- M. Vlasblom
- E.D.A.M. Zegveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 16 januari 2002 zijn beroep ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 2 mei 2001 was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de Overeenkomst van Dublin, die bepaalt dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de appellant eerder in Duitsland onder een andere naam een asielaanvraag had ingediend. De appellant ontkent deze eerdere aanvraag en heeft geen bewijsstukken overgelegd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank heeft daarom geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te verzoeken om de onderliggende stukken van het dactyloscopisch onderzoek bij de Duitse autoriteiten op te vragen voor een contra-expertise.
De appellant heeft in zijn hoger beroep twee grieven ingediend. De eerste grief betreft de stelling dat de rechtbank ten onrechte de staatssecretaris niet heeft opgedragen om de onderliggende stukken op te vragen. De tweede grief betreft de toepassing van het beleid neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000, waar de appellant van mening is dat het voor hem gunstiger beleid uit de Vreemdelingencirculaire 1994 had moeten worden toegepast. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank terecht de Vc 2000 van toepassing heeft geacht en dat de grieven van de appellant falen.
De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2002.