ECLI:NL:RVS:2002:AE2049

Raad van State

Datum uitspraak
1 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101497/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • W. Konijnenbelt
  • K. Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van gedeputeerde staten bij vergunningverlening voor afvalverwerking

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door de burgemeester en wethouders van Sint Anthonis aan Kwaliflex b.v. voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het spoelen van flessen, breken van glas en persen van blik. Appellanten hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat de inrichting onder categorie 28 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer valt, waardoor gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant als bevoegd gezag moeten worden aangemerkt. Verweerders betogen echter dat de activiteiten van Kwaliflex b.v. niet onder deze categorie vallen, maar onder categorie 11, waardoor zij zelf het bevoegd gezag zijn.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 april 2002 behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de inrichting producten verwerkt die oorspronkelijk bestemd waren voor menselijke consumptie, maar nu als afvalstoffen worden beschouwd. De Afdeling oordeelt dat het mengen van deze afvalstoffen overeenkomt met de activiteiten die onder categorie 28.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit vallen. Dit betekent dat de burgemeester en wethouders van Sint Anthonis niet bevoegd waren om de vergunning te verlenen.

De Raad van State verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van de burgemeester en wethouders en veroordeelt hen in de proceskosten. De gemeente Sint Anthonis moet het griffierecht aan appellanten vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste kwalificatie van activiteiten onder de Wet milieubeheer en de rol van gedeputeerde staten als bevoegd gezag bij afvalverwerking.

Uitspraak

200101497/1.
Datum uitspraak: 1 mei 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats]
en
burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2001 hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Kwaliflex b.v." vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het spoelen van flessen, breken van glas en persen van blik op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit aangehechte besluit is op 15 februari 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 27 maart 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 april 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 21 mei 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 5 februari 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2002, waar appellanten in persoon aanwezig, en verweerders, vertegenwoordigd door M.P. Beurkens, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door M.J.M. Smits en J.G. Hendriks, gemachtigden, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten voeren aan dat in de onderhavige inrichting bewerking van afval plaatsvindt ten behoeve van de voedselindustrie. Zij zijn daarom van mening dat op de inrichting categorie 28 van Bijlage I van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: Ivb) van toepassing is, zodat niet verweerders maar gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant als het bevoegd gezag aangemerkt dienen te worden.
2.1.1. Verweerders betogen dat de bedrijfsactiviteiten geen betrekking hebben op het bewerken, verwerken, vernietigen of overslaan van afvalstoffen, maar dat deze activiteiten beperkt blijven tot het vervaardigen, bewerken of verwerken van glas of glazen voorwerpen, zodat op de inrichting categorie 11 van Bijlage I van het Ivb van toepassing is. Verweerders menen zelf het bevoegd gezag te zijn, omdat de capaciteit van de inrichting ver beneden de in lid 3 onder c van deze categorie-omschrijving genoemde drempelwaarde ligt.
2.1.2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer dient onder afvalstoffen te worden verstaan alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is te ontdoen of zich moet ontdoen.
Ingevolge artikel 8.2, tweede lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 3.1 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (hierna: het Besluit) worden in bijlage I bij het Besluit de categorieën van inrichtingen aangewezen ten aanzien waarvan gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn.
In artikel 2.2 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer is bepaald dat als categorieën van inrichtingen in de zin van artikel 1.1, vijfde lid, van de Wet milieubeheer, waarin afvalstoffen die van buiten de inrichting afkomstig zijn, worden verwijderd, worden aangewezen de categorieën van inrichtingen, die zijn genoemd in bijlage I, onder 27 en 28.4 tot en met 28.6.
Ingevolge categorie 28.4, aanhef en onder a, 6°, van Bijlage I bij het Besluit zijn gedeputeerde staten het bevoegd gezag ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voorzover het inrichtingen betreft voor het opslaan van van buiten de inrichting afkomstige afvalstoffen niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, zuiveringsslib, kolenreststoffen, afvalgips, verontreinigde grond, autowrakken en gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van van 50 m3 of meer.
In categorie 28.4, aanhef en onder c, 1°, van Bijlage I bij het Besluit is bepaald dat gedeputeerde staten het bevoegd gezag zijn ten aanzien van inrichtingen, behorende tot deze categorie, voorzover het inrichtingen betreft voor het ontwateren, microbiologisch of anderszins biologisch of chemisch omzetten, agglomereren, deglomereren, mechanisch, fysisch of chemisch scheiden, mengen, verdichten of thermisch behandelen - anders dan verbranden - van van buiten de inrichting afkomstige huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen.
2.1.3. De term afvalstoffen in de Wet milieubeheer moet worden uitgelegd in het licht van richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd door richtlijn 91/156/EEG (hierna: de richtlijn). Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de richtlijn wordt onder afvalstof verstaan: elke stof of elk voorwerp behorende tot de in bijlage 1 genoemde categorieën waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft in zijn arrest van 15 juni 2000, gevoegde zaken nos. C-418/97 en C-419/97 (AB 2000, 311), voor recht verklaard dat de vraag of sprake is van een afvalstof in de zin van de richtlijn moet worden beoordeeld met inachtneming van alle omstandigheden, waarbij rekening moet worden gehouden met de doelstelling van die richtlijn en ervoor moet worden gewaakt, dat afbreuk zou worden gedaan aan de doeltreffendheid daarvan.
2.2. Blijkens de vergunningaanvraag worden in de inrichting producten bestaande uit bier, frisdrank, appelmoes en alcoholische dranken verwerkt. Vergunninghoudster heeft, naar zij stelt, geen beheersing over de hoeveelheid en samenstelling van de producten die haar geleverd worden, maar is afhankelijk van het aanbod van haar leveranciers. Deze producten waren bestemd voor menselijke consumtie, maar zijn daar om diverse redenen niet meer voor geschikt bevonden en zijn in plaats daarvan bestemd om tot diervoeders te worden bewerkt. Het betreft derhalve restproducten die niet meer geschikt of beoogd zijn voor de oorspronkelijke bestemming. Deze omstandigheden vormen een voldoende aanwijzing voor het oordeel dat de producenten van voormelde producten zich hiervan ontdoen in de zin van artikel 1, sub a, van de richtlijn en dat deze producten daardoor het karakter hebben gekregen van afvalstoffen.
Blijkens de aanvraag worden bedoelde afvalstoffen opgevangen in tanks die voorzien zijn van een menger. Ter zitting is door vergunninghoudster bevestigd dat de afvalstoffen in tanks worden vermengd. De aldus gemengde stoffen worden verkocht aan een veevoederbedrijf.
De Afdeling is, mede gelet op het verhandelde ter zitting, van oordeel dat het mengen van de opgevangen afvalstoffen overeenkomt met mengen van van buiten de inrichting afkomstige bedrijfsafvalstoffen, zodat de inrichting valt onder categorie 28.4, onder a, 6°, en onder c, 1°, van Bijlage I behorende bij het Besluit. Dit betekent dat gedeputeerde staten het bevoegde gezag zijn. Gelet hierop waren verweerders niet bevoegd het bestreden besluit te nemen.
2.3. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en het bestreden besluit dient geheel te worden vernietigd.
2.4. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis van 30 januari 2001;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Sint Anthonis in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 370,51, waarvan een gedeelte groot € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Sint Anthonis te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat de gemeente Sint Anthonis aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 102,10) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. K. Brink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.J. Overdijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Overdijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2002
320.