Ten aanzien van de zaak voor het overige:
2.4. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.5. Appellanten kunnen zich niet vinden in het bestreden besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming “Wegen” ten oosten van de Ringdijk.
Zij stellen zich op het standpunt dat bij een ontsluitingsweg via de Ringdijk de verkeersveiligheid in het gedrang zal komen. Voorts vrezen zij sluipverkeer van en naar de provinciale weg, de N201. In verband hiermee stellen appellanten dat de verkeersintensiteit op de Ringdijk aanmerkelijk zal worden verhoogd. Daarnaast verwachten zij dat in de nabijheid van hun woningen parkeeroverlast zal ontstaan door de bouw van nieuwe woningen en vrezen zij dat hun percelen slechter bereikbaar worden. Appellanten hebben ook gewezen op alternatieve ontsluitingen, hetzij via de Vuurlijn, hetzij via het Kwakelsepad.
2.6. Verweerders hebben overwogen dat het plan voorziet in een binnendorpse woningbouwlocatie met kwalitatieve meerwaarde. Zij menen dat de alternatieve ontsluitingen, hetzij via de Vuurlijn, hetzij via het Kwakelsepad, uit verkeerskundig en ruimtelijk oogpunt minder goede oplossingen zijn dan de ontsluiting via de Ringdijk. Verweerders stellen voorts dat er voldoende parkeerplaatsen om en nabij de Ringdijk zijn of zullen komen. Bovendien achten zij de toename van de verkeersintensiteit op de Ringdijk verwaarloosbaar.
2.7. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de gemeente voornemens is een procedure ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te starten om een ontsluiting te realiseren ten noorden van het aan de orde zijnde plandeel. Voorts is ter zitting gebleken dat dit voornemen nog niet tot besluitvorming heeft geleid. In verband hiermee handhaaft de gemeente het plan wat betreft de bestemming “Wegen”, ten oosten van de Ringdijk.
2.8. De Afdeling acht het standpunt van verweerders aannemelijk dat de verkeersveiligheid niet in het gedrang zal komen bij een ontsluitingsweg via de Ringdijk. Bovendien acht zij het standpunt van verweerders dat sluipverkeer van en naar de provinciale weg niet op voorhand is te verwachten en overigens met verkeerstechnische maatregelen kan worden tegengegaan, niet onredelijk. Appellanten hebben voorts niet aannemelijk gemaakt dat aangaande de toename van de verkeersintensiteit op de Ringdijk een ernstige situatie zal ontstaan. De stelling van appellanten dat in de nabijheid van hun woningen parkeeroverlast zal ontstaan door de bouw van nieuwe woningen en dat hun percelen slechter bereikbaar worden, onderschrijft de Afdeling niet.
2.9. Wat betreft de door appellanten aangevoerde alternatieve ontsluitingen, overweegt de Afdeling dat het bestaan van alternatieven op zichzelf geen grond kan vormen voor het onthouden van goedkeuring aan het bestemmingsplan. Het karakter van de besluitvorming omtrent de goedkeuring brengt immers mee dat alternatieven daarbij in beginsel eerst aan de orde behoeven te komen indien blijkt van ernstige bezwaren tegen het voorgestane gebruik waarop het plan ziet. Verweerders hebben zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze situatie zich in dit geval niet voordoet.
2.10. Gezien het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het hiervoor omschreven plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan bedoeld plandeel.
Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing