2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover hier van toepassing, is de rechtbank bij uitsluiting bevoegd een partij te veroordelen in de kosten die een andere partij in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld.
Deze regels zijn opgenomen in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De gegeven regeling draagt een uitputtend karakter.
2.2. In de aangevallen uitspraak overweegt de president dat hij geen aanleiding ziet voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling, nu geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in het Besluit. Mede gelet op het dictum van de aangevallen uitspraak leest de Afdeling deze overweging aldus, dat de president wel aanleiding heeft gezien een proceskostenveroordeling uit te spreken, maar hiertoe niet is overgegaan nu geen kosten zijn gebleken als bedoeld in het Besluit.
Het hoger beroep richt zich tegen het oordeel van de president dat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in het Besluit.
2.3. Appellant stelt dat Kokshoorn hem tijdens de zitting beroepsmatig heeft bijgestaan. Hij voert daartoe aan dat de gemachtigde sinds 12 augustus 1998 een bedrijfsjuridisch adviesbureau heeft dat is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Breda. Voorts stelt hij dat sinds 1993 tussen hem en dit bedrijf een zakelijke relatie bestaat, waarbij zij elkaar over en weer declaraties sturen voor geleverde diensten. Verder voert appellant aan dat hij Kokshoorn had gemachtigd, middels een schriftelijke machtiging, die hij tijdens de zitting in Leeuwarden bij zich had. Appellant stelt verder dat hij deze machtiging niet heeft overhandigd aan de president, omdat laatstgenoemde gelet op de aanwezigheid van appellant ter zitting het niet noodzakelijk achtte te verifiëren of appellant met diens instemming werd bijgestaan door Kokshoorn.
2.4. Anders dan de president is de Afdeling van oordeel dat de door Kokshoorn verleende rechtsbijstand wel als beroepsmatig dient te worden aangemerkt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat Kokshoorn een bedrijfsjuridisch adviesbureau heeft en dat het verlenen van rechtsbijstand een vast onderdeel van de taakuitoefening vormt, waarmee Kokshoorn zijn (hoofd)inkomen verwerft. In deze procedure heeft hij in deze zakelijke hoedanigheid appellant bijgestaan.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt, voorzover deze betrekking heeft op de proceskosten, in aanmerking voor vernietiging.
De Afdeling zal voorts doen wat de rechtbank zou behoren te doen en de minister veroordelen in de in eerste aanleg gemaakte kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand tot een bedrag van € 322,00 (één punt voor het verschijnen ter zitting).
2.6. De minister dient op na te melden wijze in de in hoger beroep gemaakte proceskosten te worden veroordeeld.