ECLI:NL:RVS:2002:AE1268
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Korthals Altes
- W. van den Brink
- B.J. van Ettekoven
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit van de raad van de gemeente Uden inzake voorkeursrecht op perceel appellant
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de raad van de gemeente Uden, waarbij een voorkeursrecht is gevestigd op een perceel van appellant. De raad had eerder, op 31 oktober 1996, een voorkeursrecht gevestigd, maar er was nooit een beslissing genomen op het bezwaar dat appellant hiertegen had ingediend. De rechtbank oordeelde dat dit geen gevolgen had voor de huidige procedure, omdat appellant geen rechtsmiddel had aangewend tegen het uitblijven van een beslissing op zijn bezwaar.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het streekplan Noord-Brabant aan de gemeente Uden uitbreidingscapaciteit heeft toegekend, zoals bedoeld in artikel 2a van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg). De gemeente is ingedeeld in groeiklasse 4, wat betekent dat er onder bepaalde voorwaarden extra woningen mogen worden gebouwd. Appellant betoogde dat er geen verplichting tot uitbreiding was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet afdoet aan de vaststelling dat er sprake is van uitbreidingscapaciteit.
Daarnaast verwierp de rechtbank het betoog van appellant dat artikel 9 van de Wvg in de weg staat aan de vestiging van het voorkeursrecht. De rechtbank concludeerde dat de vermelding van artikel 2 in het besluit van 31 oktober 1996 een schrijffout was en dat de grondslag van het voorkeursrecht niet voldeed aan de eisen van artikel 2. Uiteindelijk oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.