ECLI:NL:RVS:2002:AE1166
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- E.D.A.M. Zegveld
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, die op 11 januari 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 28 december 2001 was afgewezen. De appellant stelde in zijn grieven dat de voorzieningenrechter artikel 31, tweede lid, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000 onjuist had toegepast door zijn beroep ongegrond te verklaren, uitsluitend omdat hij bij binnenkomst geen documenten kon overleggen. De Raad van State oordeelde dat dit betoog feitelijke grondslag mist en dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat de grieven van de appellant geen nieuwe argumenten bevatten die tot vernietiging van de uitspraak konden leiden. De Raad bevestigde dat de voorzieningenrechter ook de beroepsgronden met betrekking tot de opvang had betrokken in zijn oordeel, ondanks dat hieraan geen afzonderlijke overweging was gewijd. De Raad concludeerde dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en bevestigde de aangevallen uitspraak. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2002.