ECLI:NL:RVS:2002:AE1163

Raad van State

Datum uitspraak
30 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200211/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, die op 4 januari 2002 het beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 19 december 2001. Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft de appellant op 11 januari 2002 hoger beroep ingesteld, dat op 12 januari 2002 bij de Raad van State is binnengekomen. De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger-beroepschrift begon op 5 januari 2002 en eindigde op 11 januari 2002, conform de artikelen 6:8 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 69 van de Vreemdelingenwet 2000.

De Raad van State oordeelt dat het hoger-beroepschrift niet per post is verzonden, maar in de brievenbus van de Afdeling is gedeponeerd. De datum van ontvangst, zoals vermeld op het stempel, is 12 januari 2002. De Raad van State concludeert dat het hoger beroep niet binnen de gestelde termijn is ingediend, omdat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het hoger-beroepschrift eerder is ingekomen.

Daarom verklaart de Raad van State het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2002. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

Raad
van State
200200211/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 4 januari 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2001 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 4 januari 2002, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, het met een kennisgeving vanwege de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) daartegen aanhangig gemaakte beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 11 januari 2002, bij de Raad van State binnengekomen op 12 januari 2002, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 21 januari 2002 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.
Bij brief van 24 januari 2002 heeft appellant een memorie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. De termijn voor het indienen van een hoger-beroepschrift is ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, begonnen op 5 januari 2002 en gelet op artikel 69, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, geëindigd op 11 januari 2002.
2.2. Het hoger-beroepschrift van 11 januari 2002 is niet per post verzonden, maar in de brievenbus van de Afdeling gedeponeerd. Op het hoger-beroepschrift is een stempel geplaatst, waarin als datum van ontvangst 12 januari 2002 is vermeld.
2.3. Wanneer een beroepschrift niet wordt verzonden naar de betrokken rechterlijke instantie, doch door de indiener zelf wordt bezorgd, moet er in beginsel van uit worden gegaan dat dit geschrift bij die instantie is ingekomen op de datum die is vermeld op het stempel dat er bij binnenkomst op is geplaatst. Dit beginsel lijdt slechts uitzondering indien de indiener aannemelijk maakt dat het geschrift eerder is binnengekomen.
2.3.1. Appellant heeft in de memorie niet gesteld dat het hoger-beroepschrift op 11 januari 2002 in de brievenbus is gedeponeerd, noch heeft hij daarin iets aangevoerd op grond waarvan indiening van het geschrift op die datum aannemelijk moet worden geacht.
2.3.2. Nu de stempel 12 januari 2002 vermeldt als datum van ontvangst, moet het er onder deze omstandigheden voor worden gehouden dat het hoger-beroepschrift op die dag bij de Afdeling is binnengekomen. Appellant heeft het hoger beroep niet binnen de daartoe gestelde termijn ingesteld.
2.3.3. Er is geen grond voor het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest. Dat appellant abusievelijk het hoger-beroepschrift niet tevens per fax heeft verzonden, is daartoe onvoldoende.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Glerum
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2002
273-347.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,