ECLI:NL:RVS:2002:AE1112

Raad van State

Datum uitspraak
8 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200639/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen uitzetting van verzoeker

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 februari 2002 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 14 januari 2002 was afgewezen. Hiertegen had verzoeker beroep aangetekend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem. Deze rechter verklaarde het beroep op 25 januari 2002 ongegrond. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij op 14 februari 2002 zou worden uitgezet. De Voorzitter oordeelde dat er sprake was van spoedeisend belang, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter besloot dat verzoeker de beslissing op het hoger beroep in Nederland mocht afwachten, om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet voordat er een definitieve uitspraak was gedaan. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Raad
van State
200200639/2.
Datum uitspraak: 8 februari 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[verzoeker],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, van 25 januari 2002 in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 januari 2002 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van verzoeker om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 25 januari 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brieven, bij de Raad van State binnengekomen op 1 februari 2002, hoger beroep ingesteld, onderscheidenlijk de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het gestelde belang van verzoeker bij de gevraagde voorziening is hierin gelegen, dat wordt voorkomen dat hij wordt uitgezet zolang er niet is beslist op het door hem ingestelde hoger beroep.
2.2. Niet op voorhand is buiten twijfel dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep in stand zal blijven.
Nu verzoeker is medegedeeld dat hij op 14 februari 2002 zal worden uitgezet, is sprake van spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht en komt het verzoek op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker de beslissing op het door hem ingestelde hoger beroep in Nederland mag afwachten.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Frenkel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 februari 2002
206-344.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,