8.4 Voorschrift 8.3 is niet van toepassing op het laden en lossen ten behoeve van de inrichting, voorzover dit plaatsvindt tussen 07.00 en 19.00 uur.
2.4.2. Voor de beoordeling van de van de inrichting te duchten geluidhinder hebben verweerders de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening (hierna: de Handreiking) tot uitgangspunt genomen.
Omdat in de gemeente Mierlo nog geen gemeentelijke nota industrielawaai is vastgesteld, is, zoals in de Handreiking is aangegeven, bij het opstellen van de geluidvoorschriften gebruik gemaakt van de oude systematiek van richt- (voorheen streef-) en grenswaarden zoals die in de circulaire Industrielawaai 1979 was opgenomen. Als richtwaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau gelden, voorzover hier van belang, voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode in een landelijke omgeving 40, 35 en 30 dB(A). Overschrijding van de richtwaarden is mogelijk tot het referentieniveau van het omgevingsgeluid. Overschrijding van het referentiegeluid tot een maximum etmaalwaarde van 55 dB(A) kan in sommige gevallen toelaatbaar worden geacht op grond van een bestuurlijk afwegingsproces waarbij de geluidbestrijdingskosten een belangrijke rol spelen.
2.4.3. Niet in geschil is dat de inrichting is gelegen in een landelijke omgeving. De in voorschrift 8.2 opgenomen grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zijn, uitgezonderd de grenswaarde voor de voorgevel [locatie] in de dagperiode, lager dan de genoemde richtwaarden voor een landelijke omgeving.
Wat betreft de voor de [locatie] opgenomen grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau gedurende de dagperiode hebben verweerders aangevoerd dat deze lager is dan het ter plaatse geldende referentieniveau, zijnde het optredende equivalente geluidniveau veroorzaakt door wegverkeersbronnen minus 10 dB, zoals berekend door de Milieudienst Regio Eindhoven. Appellanten hebben in dit verband aangevoerd dat bij de vaststelling van het referentieniveau ten onrechte geen rekening is gehouden met in de toekomst te treffen verkeersremmende maatregelen, die ertoe moeten leiden dat het aantal verkeersbewegingen in de Broekstraat zal verminderen. De Afdeling stelt vast dat de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de woning [locatie] gedurende de dagperiode 3 dB lager ligt dan het berekende referentieniveau. Ter zitting is voorts gebleken dat de inmiddels getroffen verkeersremmende maatregelen niet tot een wezenlijke afname van de verkeersintensiteit hebben geleid. Gelet op het deskundigenbericht, waaruit blijkt dat voor een afname van het referentieniveau vanwege het verkeerslawaai met 1 dB reeds een forse afname van het aantal verkeersbewegingen is vereist, is het aannemelijk dat de gestelde grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de woning [locatie] gedurende de dagperiode het referentieniveau niet overstijgt. Verweerders hebben zich in zoverre in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij naleving van voorschrift 8.2 voor onaanvaardbare geluidhinder niet behoeft te worden gevreesd.
2.4.4. Ter zitting hebben verweerders naar voren gebracht dat in voorschrift 8.2 voor de [locatie] gedurende de dagperiode ten onrechte een grenswaarde van 35 dB(A) is opgenomen, nu uit het akoestisch rapport van db/a consultants blijkt dat de feitelijke geluidbelasting ter hoogte van deze woning daar niet mee overeenkomt. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met het algemeen rechtsbeginsel dat een besluit zorgvuldig dient te worden voorbereid en genomen. Partijen zijn het erover eens dat het voorschrift dienovereenkomstig wordt aangepast. De Afdeling zal hiertoe zelf in de zaak voorzien.
Overigens ziet de Afdeling in hetgeen appellanten hebben gesteld ten aanzien van geluidhinder veroorzaakt door het laden en lossen van varkens en de ventilatoren geen aanleiding voor het oordeel dat in het akoestisch rapport van db/a consultants onjuiste uitgangspunten worden gehanteerd dan wel dat de uitkomsten van het onderzoek onjuist zijn. Derhalve dient ervan uitgegaan te worden dat aan de in voorschrift 8.2 gestelde geluidgrenswaarden, afgezien van de waarde voor de woning [locatie] gedurende de dagperiode, kan worden voldaan.
2.4.5. Piekgeluiden worden volgens de Handreiking bij voorkeur bepaald op 10 dB(A) boven de getalswaarde voor de equivalente geluidgrenswaarde, doch maximaal op 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond-, en nachtperiode. Voor de dagperiode mag, in het geval er sprake is van een voor de bedrijfsvoering onvermijdbare situatie waarin technische noch organisatorische maatregelen soelaas bieden om het geluidniveau te beperken, de grenswaarde van 70 dB(A) met 5 dB worden overschreden. Deze uitzonderlijke bedrijfssituaties dienen in de vergunning te worden aangegeven.
De Afdeling stelt vast dat de in voorschrift 8.3 vastgestelde geluidgrenswaarde voor de [locatie] gedurende de dagperiode afwijkt van de grenswaarde die in de Handreiking als maximaal aanvaardbaar is aangemerkt. Niet in geschil is dat uitsluitend piekgeluiden ten gevolge van laden en lossen tot een overschrijding van de richtwaarde voor deze locatie gedurende de dagperiode leiden. Verweerders hebben het nodig geacht in verband hiermede een hogere grenswaarde op te nemen. Het opnemen van de hogere grenswaarde in voorschrift 8.3 in de huidige redactie leidt er evenwel toe dat deze hogere grenswaarde voor het piekgeluidniveau niet alleen ziet op piekgeluiden veroorzaakt door laden en lossen, maar ook op alle andere piekgeluiden in de inrichting, hetgeen in strijd is met het bepaalde in de Handreiking.
Volgens de Handreiking mogen andere maximale geluidniveaus in de dagperiode, indien deze niet worden veroorzaakt door de hoofdactiviteit van het bedrijf, bijvoorbeeld het laden en lossen van goederen op het terrein van de inrichting, na een bestuurlijke afweging worden uitgezonderd van de voorschriften. Verweerders hebben hieraan toepassing gegeven door in voorschrift 8.4 te bepalen dat voorschrift 8.3 niet van toepassing is op het laden en lossen ten behoeve van de inrichting, voorzover dit plaatsvindt tussen 07.00 en 19.00 uur. Nu in voorschrift 8.4 piekgeluiden veroorzaakt door laden en lossen worden uitgezonderd van de in voorschrift 8.3 genoemde grenswaarden en de overschrijding van de richtwaarden ter hoogte van de woning [locatie] uitsluitend wordt veroorzaakt door geluiden ten gevolge van laden en lossen bestond voor verweerders niet de noodzaak in voorschrift 8.3 voor de woning [locatie] gedurende de dagperiode een hogere grenswaarde op te nemen. Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende deugdelijk gemotiveerd.
2.5. Appellanten stellen lichthinder te vrezen. Zij hebben echter noch in het beroepschrift, noch ter zitting aannemelijk gemaakt dat en op welke wijze lichthinder van de inrichting valt te verwachten. In hetgeen appellanten hebben gesteld, mede gelet op de aard en omvang van de inrichting, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat verweerders zich niet in redelijkheid op het standpunt hebben kunnen stellen dat onaanvaardbare lichthinder van de inrichting niet valt te verwachten. Het beroepsonderdeel treft geen doel.
2.6. Appellanten zijn van mening dat verweerders ten onrechte geen voorschriften aan de vergunning hebben verbonden in verband met het uitrijden van mest op zaterdagen, zondagen en feestdagen. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijk voorschrift, naast de aan de vergunning verbonden voorschriften, noodzakelijk is in het belang van de bescherming van het milieu. Het beroepsonderdeel faalt.
2.7. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wat betreft voorschrift 8.2, voorzover het betreft de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau ter hoogte van [locatie], gedurende de dagperiode, en wat betreft voorschrift 8.3, voorzover het betreft de grenswaarde voor het piekgeluidniveau ter hoogte van [lokatie], gedurende de dagperiode. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.8. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.