ECLI:NL:RVS:2002:AE0984
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M.G.J. Parkins-de Vin
- J.H.C.A. Muller
- Rechtspraak.nl
Weigering legalisatie geboortebewijs en verklaring van ongehuwd-zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft de Raad van State op 3 april 2002 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de Minister van Buitenlandse Zaken om een uittreksel uit een geboorteregister en een verklaring van ongehuwd-zijn te legaliseren. De appellante had op 19 juli 2001 een verzoek ingediend om kennis te nemen van stukken die betrekking hadden op een verificatie-onderzoek uitgevoerd door de Nederlandse ambassade. De minister had op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzocht om beperking van de kennisneming, wat eerder door de Afdeling was goedgekeurd.
De minister weigerde de legalisatie van het geboortebewijs, omdat de appellante niet had aangetoond dat de inhoud van de documenten juist was. De Raad van State oordeelde dat de minister het beleid omtrent de legalisatie van documenten mocht voeren en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de weigering om de documenten te legaliseren niet onterecht was. De appellante had niet voldoende bewijs geleverd om de twijfels over de juistheid van de geboorteverklaring weg te nemen. De rechtbank had ook geen grond gevonden om de weigering van de minister te betwisten, gezien de resultaten van het verificatie-onderzoek.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve bewijsvoering bij de legalisatie van documenten en de rol van de minister in het waarborgen van de juistheid van deze documenten.