ECLI:NL:RVS:2002:AE0958

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200104956/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor het houden van eenden en de beoordeling van cumulatieve stankhinder

In deze zaak hebben de verenigingen 'Vereniging Milieu-Offensief' en 'Stichting Wakker Dier' beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Ermelo, waarbij een revisievergunning is verleend voor het houden van 10.950 eenden. Dit besluit volgde op een eerdere vergunning uit 1988 voor het houden van 350 mestvarkens en 10.000 eenden. De appellanten vrezen cumulatieve stankhinder door de uitbreiding van het aantal eenden in een reeds overbelaste situatie. Ze betogen dat de afstand tot stankgevoelige objecten afneemt, wat de stankoverlast zou verergeren.

De verweerders, de burgemeester en wethouders van Ermelo, hebben in hun besluit gesteld dat het aantal mestvarkeneenheden niet is toegenomen ten opzichte van de eerdere vergunning, en dat de cumulatieve stankhinder dus niet is toegenomen. Ze beroepen zich op artikel 8.4, derde lid, van de Wet milieubeheer, dat hen toestaat om de rechten van de vergunninghouder niet te wijzigen bij de verlening van een revisievergunning. Echter, in een nadere memorie hebben de verweerders erkend dat de cumulatieve stankhinder in hun besluit onjuist is beoordeeld.

De Raad van State oordeelt dat de vergunningverlening niet zonder meer gerechtvaardigd kan worden op basis van de eerder verleende vergunning, omdat de nieuwe stal voor het houden van eenden de afstand tot stankgevoelige objecten wijzigt. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de motivering niet voldoende is. Het beroep van de appellanten wordt gegrond verklaard, en het besluit van de burgemeester en wethouders van Ermelo wordt vernietigd. Tevens worden de verweerders veroordeeld in de proceskosten van de appellanten en moet de gemeente Ermelo het griffierecht vergoeden.

Uitspraak

200104956/1.
Datum uitspraak: 3 april 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Milieu-Offensief", gevestigd te Wageningen, en
de stichting "Stichting Wakker Dier", gevestigd te Utrecht,
appellanten,
en
burgemeester en wethouders van Ermelo,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2001, kenmerk 0115943, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan de gebroeders [vergunninghouders] een revisievergunning als geregeld in artikel 8.4, eerste lid, van deze wet verleend voor een veehouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente Ermelo, sectie […], nummer […]. Dit aangehechte besluit is op 30 augustus 2001 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 oktober 2001, bij de Raad van State dezelfde dag per fax ingekomen, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van verweerders. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij het bestreden besluit hebben verweerders een revisievergunning verleend voor het houden van 10.950 eenden (binnen). Voor de inrichting is eerder bij besluit van 27 april 1988 een revisievergunning krachtens de Hinderwet verleend voor het houden van 350 mestvarkens en 10.000 eenden.
2.2. Appellanten hebben aangevoerd voor cumulatieve stankhinder te vrezen. In dit verband hebben zij betoogd dat in een reeds overbelaste situatie de afstand tot diverse voor stank gevoelige objecten afneemt.
2.2.1. Verweerders hebben in het bestreden besluit overwogen dat, nu het aantal mestvarkeneenheden ten opzichte van de onderliggende vergunning niet is toegenomen, de cumulatieve stankhinder ten opzichte van de onderliggende vergunning ook niet is toegenomen. Verweerders hebben zich in het bestreden besluit derhalve op het standpunt gesteld dat vergunningverlening met toepassing van artikel 8.4, derde lid, van de Wet milieubeheer mogelijk is.
Bij nadere memorie van 14 februari 2002 hebben verweerders zich op het standpunt gesteld dat zij de cumulatieve stankhinder in het bestreden besluit onjuist hebben beoordeeld.
2.2.2. Ingevolge artikel 8.4, derde lid, van de Wet milieubeheer kan het bevoegd gezag bij de verlening van een revisievergunning de rechten die de vergunninghouder aan de eerder verleende vergunning ontleende, niet wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van afdeling 8.1.2 van de wet.
2.2.3. Als gevolg van de bij het bestreden besluit verleende vergunning wordt een nieuwe stal voor het houden van eenden gerealiseerd. De afstand tot de voor stank gevoelige objecten en de relatieve bijdragen ter plaatse van deze objecten wordt gewijzigd ten opzichte van de reeds vergunde situatie. Vergunningverlening kan daarom niet zonder meer worden gerechtvaardigd met een beroep op artikel 8.4, derde lid, van de Wet milieubeheer. Gelet hierop kan het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
2.4. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Ermelo van 29 augustus 2001, kenmerk 0115943;
III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Ermelo in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Ermelo te worden betaald aan appellanten;
IV. gelast dat de gemeente Ermelo aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.P.H. Donner, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.B.L. van der Weele, ambtenaar van Staat.
w.g. Donner w.g. Van der Weele
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2002
152-399.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,