ECLI:NL:RVS:2002:AE0711
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit burgemeester en wethouders van Andijk inzake handhaving gebruik allesbrander
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Andijk. De appellant had verzocht om handhavend op te treden tegen het gebruik van een allesbrander door zijn buurman. De burgemeester en wethouders hebben dit verzoek afgewezen, maar hebben later, na bezwaar van de appellant, besloten dat de buurman de schoorsteen van de allesbrander moest verlengen. De rechtbank te Alkmaar verklaarde het beroep van de appellant ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State heeft op 27 maart 2002 uitspraak gedaan. De appellant betoogde dat de rechtbank had miskend dat de opgelegde last niet voldoende was om de overlast te beëindigen. De Raad van State oordeelde echter dat de burgemeester en wethouders op het moment van de beslissing op bezwaar konden menen dat de opgelegde last de overlast zou beëindigen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.
De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door een lid van de enkelvoudige kamer, mr. J.H.B. van der Meer, in aanwezigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.