ECLI:NL:RVS:2002:AE0710
Raad van State
- Hoger beroep
- J.H.B. van der Meer
- D. Haan
- Rechtspraak.nl
Legaliteit van een dakterras en toepassing van de anticipatieprocedure door burgemeester en wethouders van Beverwijk
In deze zaak gaat het om de legalisering van een dakterras op een uitbouw aan de achterzijde van de woning van appellanten, die eerder een bouwvergunning hadden verkregen die later werd herroepen. De burgemeester en wethouders van Beverwijk hadden op 24 september 1997 een bouwvergunning verleend, maar deze werd ingetrokken vanwege strijd met het bestemmingsplan. De appellanten hebben geprobeerd het dakterras te legaliseren door middel van de anticipatieprocedure. De gemeenteraad had een voorbereidingsbesluit genomen dat op 29 maart 1999 in werking trad, en de gedeputeerde staten van Noord-Holland verleenden een verklaring van geen bezwaar voor het bouwplan op 3 mei 1999. De rechtbank vernietigde de beslissing op bezwaar van de burgemeester en wethouders, omdat zij niet voldoende hadden onderbouwd waarom de urgentie van het bouwplan niet kon worden afgewacht. De appellanten waren het hier niet mee eens en stelden hoger beroep in.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de burgemeester en wethouders het dakterras terecht als een ondergeschikt bouwplan hadden aangemerkt. De ingreep was gering en er waren geen zwaarwegende belangen die zich verzetten tegen de anticipatieprocedure. De Afdeling concludeerde dat de urgentie voor de anticipatieprocedure lag in het belang van het beëindigen van de illegale situatie die was ontstaan na de herroeping van de bouwvergunning. De rechtbank had ten onrechte de beslissing van de burgemeester en wethouders vernietigd, omdat de urgentie niet expliciet was genoemd in de beslissing op bezwaar, terwijl deze wel was genoemd in het advies van de bezwaarschriftencommissie. De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de verzoeker ongegrond. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan de appellanten werd terugbetaald.