ECLI:NL:RVS:2002:AE0457
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 januari 2002 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een asielzoekster tegen een eerdere uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage. De appellante had een verzoek ingediend bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) om opvang te krijgen op basis van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 1997 (Rva 1997). Dit verzoek werd op 26 oktober 2001 afgewezen, waarna de appellante in beroep ging. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond op 14 december 2001, wat leidde tot het hoger beroep bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de Afdeling zich kan beperken tot de beoordeling van de aangevoerde grieven, zoals bepaald in artikel 91 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het COA zich op het standpunt mocht stellen dat er geen zeer schrijnende humanitaire omstandigheden waren die opvang vereisten. De appellante had aangevoerd dat medische omstandigheden aanleiding gaven voor opvang, maar de Raad van State oordeelde dat het COA niet verplicht was om opvang te verlenen, aangezien de omstandigheden niet als zeer schrijnend konden worden aangemerkt.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond. De Raad van State benadrukte dat de procedure voor het indienen van een tweede asielaanvraag geen recht op opvang biedt, tenzij er sprake is van zeer schrijnende omstandigheden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.