ECLI:NL:RVS:2002:AE0393

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101851/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank inzake handhaving tegen overlast door paarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 26 februari 2001. De rechtbank had het beroep van appellanten niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een verzoek van de buurman van appellanten om handhavend op te treden tegen overlast veroorzaakt door paarden die op het perceel van appellanten worden gehouden. Burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg hebben in een eerder besluit van 26 oktober 1999 het verzoek om handhaving afgewezen. Na bezwaar van de buurman hebben burgemeester en wethouders op 5 juli 2000 het bezwaar gegrond verklaard en aangekondigd dat er een bestuursdwang- of dwangsomprocedure tegen appellanten zou worden gestart.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2002, waar appellanten in persoon verschenen, bijgestaan door een gemachtigde. De burgemeester en wethouders waren vertegenwoordigd door mr. W.R. Bosch, ambtenaar van de gemeente. De Afdeling heeft overwogen dat appellanten geen procesbelang meer hebben bij het hoger beroep, aangezien de aangekondigde dwangsomprocedure al aan de orde is in een andere zaak. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 maart 2002. De beslissing is ondertekend door mr. J.A.E. van der Does, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200101851/1.
Datum uitspraak:20 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
(…) en (…), wonend te (…),
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 26 februari 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 1999 hebben burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van de buurman van appellanten, (…), om handhavend op te treden tegen de gestelde overlast van de paarden, die gehouden worden op het door appellanten bewoonde perceel (…) te (…) (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door (…) gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 26 oktober 1999 herroepen voor wat betreft het standpunt dat de Bouwverordening geen mogelijkheden biedt om op te treden tegen de veroorzaakte stankoverlast. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 februari 2001, verzonden op die dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 april 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2001 en 16 oktober 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 31 oktober 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. Ook (…) heeft een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2002, waar appellanten in persoon, bijgestaan door (…), gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. W.R. Bosch, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Daar is tevens gehoord (…), bijgestaan door mr. ing. A.J.P. Timmermans, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 5 juli 2000 het bezwaar van (…) tegen de weigering om handhavend op te treden tegen appellanten gegrond verklaard en medegedeeld dat zo spoedig mogelijk een bestuursdwang- dan wel dwangsomprocedure tegen hen zal worden gestart. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het daartegen door appellanten ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. In de met deze zaak gevoegd behandelde zaak nr. 200101692/1, is de aangekondigde dwangsomprocedure in zijn geheel aan de orde. Niet is gebleken dat appellanten los daarvan nog enig belang hebben bij dit hoger beroep. Wegens het gemis van procesbelang zal de Afdeling het hoger beroep niet?ontvankelijk verklaren.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002
27-398.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,