ECLI:NL:RVS:2002:AE0390

Raad van State

Datum uitspraak
20 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200101692/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de aanschrijving tot verwijdering van paarden op perceel in Wijdemeren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, waarin de appellanten, bewoners van een perceel in Wijdemeren, in het ongelijk zijn gesteld. De burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg, thans de gemeente Wijdemeren, hadden op 27 september 2000 een dwangsom opgelegd aan de appellanten om binnen zes weken de op hun perceel aanwezige paarden te verwijderen. Dit besluit werd op 20 december 2000 door de burgemeester en wethouders ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar de appellanten gingen in hoger beroep.

De Raad van State overweegt dat op basis van artikel 20, tweede lid, van de Woningwet, burgemeester en wethouders bevoegd zijn om gebruikers aan te schrijven om het gebruik van een terrein in overeenstemming te brengen met de bouwverordening. In dit geval was er echter eerder een bouwvergunning verleend voor het stallen van twee paarden, wat betekent dat het houden van deze paarden niet onrechtmatig was. De Raad concludeert dat de burgemeester en wethouders niet bevoegd waren om de aanschrijving te doen, omdat deze in strijd was met de Woningwet. De rechtbank heeft dit miskend.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de eerdere uitspraak en verklaart het beroep van de appellanten bij de rechtbank alsnog gegrond. De burgemeester en wethouders worden opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens worden de burgemeester en wethouders veroordeeld in de proceskosten van de appellanten, die niet voor vergoeding in aanmerking komen voor de kosten van hun gemachtigde, aangezien deze geen beroepsmatig rechtsbijstandverlener is. De gemeente Wijdemeren moet ook het griffierecht vergoeden aan de appellanten.

Uitspraak

200101692/1.
Datum uitspraak: 20 maart 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
(..) en (…), wonend te (…),
appellanten,
tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 26 februari 2001 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg, thans de gemeente Wijdemeren.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2000 hebben burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg, thans de gemeente Wijdemeren, (hierna: burgemeester en wethouders) appellanten onder oplegging van een dwangsom aangeschreven om binnen zes weken de op het perceel (…) te (…) (hierna: het perceel) aanwezige paarden van het perceel te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 20 december 2000 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 februari 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam (hierna: de president) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 april 2001, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 16 oktober 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 31 oktober 2001 hebben burgemeester en wethouders een memorie van antwoord ingediend. Bij brief van 7 november 2001 heeft de buurman van appellanten, (…) een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2002, waar appellanten in persoon, bijgestaan door drs. E.H. Vrouwe, gemachtigde, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door W.R. Bosch, ambtenaar van de gemeente Wijdemeren, zijn verschenen. Daar is tevens gehoord (…), bijgestaan door mr. ing. A.P.J. Timmermans.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20, tweede lid, van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders, indien een open erf of terrein als bedoeld in het eerste lid wordt gebruikt op een wijze, die niet in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de bouwverordening, de hoofdgebruiker of elke afzonderlijke gebruiker aanschrijven binnen een door hen te bepalen termijn het gebruik in overeenstemming met die voorschriften te brengen. Ingevolge artikel 7.3.2, aanhef en onder b, van de gemeentelijke bouwverordening (hierna: de bouwverordening) is het verboden in, op of aan een bouwwerk, of op een open erf of terrein, voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, of werktuigen te gebruiken, waardoor op voor de omgeving hinderlijke of schadelijke wijze stank, rook, roet, walm, stof of vocht wordt verspreid of overlast wordt veroorzaakt door: geluid en trilling, elektrische trilling daaronder begrepen, of door schadelijk of hinderlijk gedierte, dan wel door verontreiniging van het bouwwerk, open erf of terrein.
2.2. Ten aanzien van de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om op de grondslag van vermeld artikel 20, tweede lid, aan te schrijven tot het verwijderen van de op het perceel gehouden paarden overweegt de Afdeling als volgt. Burgemeester en wethouders hebben aan appellanten bij besluit van 22 december 1998 bouwvergunning verleend voor een bijgebouw op het perceel voor het stallen van twee paarden. Dat besluit heeft formele rechtskracht gekregen. Daaruit volgt dat, voorzover het de toepassing van de Woningwet betreft, het houden van twee paarden in het bijgebouw op zichzelf niet voor onrechtmatig kan worden gehouden. Een aanschrijving gebaseerd op de Woningwet kan er dan niet toe strekken dat gebruik zonder meer te verbieden. Nu de in het geding zijnde aanschrijving daar wél toe strekt, moet worden geoordeeld dat burgemeester en wethouders niet bevoegd waren tot deze aanschrijving. De beslissing op bezwaar is genomen in strijd met artikel 20, tweede lid, van de Woningwet. De rechtbank heeft dat miskend.
2.3. De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van appellant bij de rechtbank alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar vernietigen.
2.4. Burgemeester en wethouders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Daarbij wordt overwogen dat de gemachtigde van appellanten in hoger beroep, naar hij ook desgevraagd ter zitting heeft bevestigd, geen beroepsmatig rechtsbijstandverlener is. De kosten die voor appellanten mogelijk gemoeid zijn met zijn optreden als gemachtigde komen niet voor vergoeding in aanmerking.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam van 26 februari 2001, AWB 01/65 GEMWT en AWB 01/66 GEMWT;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Nederhorst den Berg, thans de gemeente Wijdemeren, van 20 december 2000, AZ/EvG/-2000;
V. draagt burgemeester en wethouders van Wijdemeren op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
VI. veroordeelt burgemeester en wethouders van Wijdemeren in de door appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 868,20 waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door gemeente Wijdemeren te worden betaald aan appellanten;
VII. gelast dat gemeente Wijdemeren aan appellanten het door hen voor de behandeling van beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 565,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. Haan, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Haan
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2002
27-398.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,