ECLI:NL:RVS:2001:AW7384

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200102683/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 23 mei 2001 een beroep van de appellant ongegrond verklaarde. De appellant had op 7 mei 2001 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was en dat er geen gronden waren om de uitspraak te vernietigen.

De appellant heeft op 29 mei 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak zonder behandeling ter zitting beoordeeld. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroepschrift niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Er was onvoldoende grond om te concluderen dat het beroepschrift niet aan de eisen voldeed, maar de aangevoerde grieven stelden geen rechtsvragen aan de orde die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoefden.

De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep kennelijk ongegrond was en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij mr. M. Vlasblom als lid van de enkelvoudige kamer en mr. A.L. Frenkel als ambtenaar van Staat aanwezig waren. De uitspraak vond plaats op 26 juni 2001.

Uitspraak

200102683/1.
Datum uitspraak: 26 juni 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 23 mei 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 mei 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 23 mei 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 29 mei 2001, bij de Raad van State binnengekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling doet uitspraak in de zaak zonder behandeling ervan ter zitting.
2.2. Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (hierna: de Vw 2000) bevat het beroepschrift in aanvulling op de in artikel 6:5, onderdeel d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde eisen, een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank. Ingevolge het tweede lid van dat artikel omschrijft een grief het onderdeel van de uitspraak waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop dat standpunt rust. Ingevolge het derde lid wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan het eerste of tweede lid, aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Vw 2000 kan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich bij haar uitspraak beperken tot een beoordeling van de aangevoerde grieven.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan zij zich, indien zij oordeelt dat een aangevoerde grief niet tot vernietiging kan leiden, bij de vermelding van de gronden van haar uitspraak beperken tot dit oordeel.
2.3. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Vw 2000, meer in het bijzonder van haar artikelen 85 en 91 - gewezen wordt op de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 9-12 - is te lezen dat is gekozen voor een beperkte vorm van hoger beroep die de Afdeling in staat stelt om grote aantallen zaken, waarin geen vragen spelen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, op snelle en doelmatige wijze af te doen. De gewone behandeling wordt gereserveerd voor zaken waarin dergelijke vragen wel zijn gerezen.
2.4. Hoewel niet steeds exact is vast te stellen tegen welk onderdeel van de aangevallen uitspraak het hoger beroepschrift is gericht, bestaat, mede gelet op na te melden beslissing, onvoldoende grond voor het oordeel dat op geen enkel punt is voldaan aan het in het eerste of tweede lid van artikel 85 van de Vw 2000 gestelde vereiste, zodat het hoger beroep kan worden ontvangen.
2.5. Het hoger beroepschrift stelt geen rechtsvragen aan de orde die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Hetgeen daarin is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Met dat oordeel kan, gelet op het bepaalde in artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000 worden volstaan.
2.6. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. Frenkel, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Frenkel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2001
206-364.