ECLI:NL:RVS:2001:AP5044

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200002664/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.J.R. Bakker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor gereedschappenloods in natuurgebied

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de weigering van de burgemeester en wethouders van IJsselham om een bouwvergunning en vrijstelling te verlenen voor de oprichting van een gereedschappenloods op een perceel in Ossenzijl. De burgemeester en wethouders hebben op 27 mei 1999 besloten om de vergunning te weigeren, waarna de appellant bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 26 oktober 1999. De rechtbank te Zwolle heeft op 26 mei 2000 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 5 juni 2000 is ingekomen.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 8 mei 2001, waarbij de appellant in persoon aanwezig was, en de burgemeester en wethouders vertegenwoordigd waren door ambtenaren. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Natuurgebied met een ondergeschikte agrarische functie' heeft. De Afdeling concludeert dat de gereedschappenloods niet noodzakelijk is voor de winning van riet, zoals vereist in de planvoorschriften. De Afdeling heeft vastgesteld dat de buitenmaten van het bouwplan aangeven dat het een gebouw is, en dat de burgemeester en wethouders terecht hebben geweigerd de vergunning te verlenen.

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank, zij het met verbetering van gronden, en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 11 juli 2001.

Uitspraak

200002664/1.
Datum uitspraak: 11 juli 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Hoogezand,
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 26 mei 2000 in het geding tussen:
appellant
en
burgemeester en wethouders van IJsselham, thans Steenwijk.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 1999, verzonden op 1 juni 1999 hebben burgemeester en wethouders van IJsselham (hierna: burgemeester en wethouders) geweigerd aan appellant bouwvergunning en vrijstelling te verlenen voor de oprichting van een gereedschappenloods op het perceel kadastraal bekend gemeente IJsselham, sectie [.], nummer [..], plaatselijk gemerkt bij het perceel [locatie] te Ossenzijl (hierna: het perceel).
Bij besluit van 26 oktober 1999, verzonden op 28 oktober 1999 hebben burgemeester en wethouders het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 6 oktober 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 26 mei 2000, verzonden op 26 mei 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 31 mei 2000, bij de Raad van State ingekomen op 5 juni 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2001, waar appellant in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door N. Kicoc-Vasiljevic en P. Kleine, ambtenaren der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het onderhavige bouwplan voorziet in de oprichting van een gereedschappenloods. Volgens de bij de aanvraag behorende bouwtekening zijn de buitenwerkse afmetingen van het bouwplan 6,00 meter (lengte) bij 2,50 meter (breedte) bij 1,90 meter (hoogte). De binnenwerkse hoogte bedraagt maximaal 1,66 meter, aflopend naar 1,41 meter.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kraggenlandschap" rust op het perceel de bestemming "Natuurgebied met een ondergeschikte agrarische functie".
Ingevolge artikel 3, lid A, van de planvoorschriften - voor zover hier relevant - mogen de gronden met deze bestemming worden gebruikt voor het behoud, de opbouw en het herstel van de aan deze gronden toegekende landschappelijke en ecologische waarden en, voor zover een gebruik van de winning van gras (hooi) en riet hiermee niet strijdig is, tevens voor de winning van gras (hooi) en riet.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid B, aanhef en onder b, van de planvoorschriften mogen op of in de gronden met vorenbedoelde bestemming uitsluitend andere bouwwerken worden opgericht welke noodzakelijk zijn voor
(a) het beheer van het natuurgebied;
(b) de uitoefening van een agrarisch bedrijf en winning van riet, met uitzondering van andere bouwwerken ten behoeve van de opslag;
(c) de geleiding, beveiliging of regeling van het verkeer;
(d) perceelsscheidingen.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 4, van de planvoorschriften wordt in die voorschriften verstaan onder "Gebouw": elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder 5, van die voorschriften wordt verstaan onder "Ander bouwwerk": een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
2.3. Appellant betoogt - kort weergegeven - dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de gereedschappenloods niet noodzakelijk is voor winning van riet als bedoeld in vermeld artikel 3, lid B, aanhef en onder b, onderdeel b.
2.4. Bij de beantwoording van de vraag of het bouwwerk voor mensen toegankelijk is, acht de Afdeling de buitenmaten hier van doorslaggevende betekenis. Dat volwassenen door inpandige voorzieningen zouden dienen te bukken om gereedschappen erin te plaatsen en eruit te halen, doet daaraan niet af. Het bouwplan voorziet aldus in een gebouw, zoals gedefinieerd in vermeld artikel 1, aanhef en onder 4. Burgemeester en wethouders hebben zich bij de beslissing op bezwaar dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat dat in de weg staat aan het oprichten van gebouwen op het perceel.
2.5. Verder kon reeds geen vrijstelling krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening worden verleend, omdat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar niet werd voldaan aan de wettelijke vereisten daarvoor.
2.6. Uit het vorenstaande volgt dat rechtbank, zij het niet geheel op de juiste gronden, terecht tot het oordeel is gekomen dat burgemeester en wethouders de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning terecht hebben geweigerd. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet met verbetering van gronden worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.R. Bakker, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Bakker w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2001
27-157.