ECLI:NL:RVS:2001:AF6159

Raad van State

Datum uitspraak
21 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200102190/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van grieven in beroepschrift

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 mei 2001 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie. De aanvraag was op 13 april 2001 afgewezen, waarna de rechtbank te 's-Gravenhage op 2 mei 2001 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft hiertegen op 7 mei 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn uitspraak vastgesteld dat het beroepschrift van de vreemdeling niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. Het beroepschrift bevatte geen grieven die de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank had. Hierdoor was niet voldaan aan de vereisten voor het indienen van een hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was.

De Raad van State heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak zelf, 21 mei 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200102190/2.
Datum uitspraak: 21 mei 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 2 mei 2001 in het geding tussen:
appellant,
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 april 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de Staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 2 mei 2001 heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 7 mei 2001, bij de Raad van State binnengekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bevat het beroepschrift de gronden van het hoger beroep.
In aanvulling hierop is in artikel 85, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) bepaald dat het beroepschrift één of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank of de president van de rechtbank bevat.
In artikel 85, tweede lid, van de Vw 2000 is bepaald dat een grief het onderdeel van de uitspraak omschrijft waarmee de indiener zich niet kan verenigen alsmede de gronden waarop de indiener zich daarmee niet kan verenigen.
Ingevolge artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 wordt, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vw 2000, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het beroepschrift bevat geen grieven in de zin van voormeld artikel 85, tweede lid, van de Vw 2000. Daarom is niet voldaan aan het bepaalde in het eerste lid van dat artikel.
2.3. Het hoger beroep is dientengevolge kennelijk niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Lid van de enkelvoudige kamer,
in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Groeneweg
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2001
32-319.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,