ECLI:NL:RVS:2001:AF6042
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- H. Troostwijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel en gezinsleden onder de Vreemdelingenwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdelinge tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had afgewezen. De vreemdelinge, appellante, had bij de Raad van State hoger beroep ingesteld na de uitspraak van de rechtbank op 20 augustus 2001, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. De Staatssecretaris van Justitie had op 18 juni 2001 de aanvraag van appellante afgewezen, en de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zich op goede gronden had kunnen stellen dat appellante en haar partner niet als gezinsleden in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 konden worden aangemerkt.
De Raad van State overwoog dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag van appellante op basis van de Overeenkomst van Dublin. De appellante betoogde dat zij en haar partner als gezinsleden moesten worden beschouwd, maar de rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen afhankelijkheid tussen hen bestond. De Raad bevestigde dat de staatssecretaris niet verplicht was om hen als gezinsleden aan te merken, en dat de rechtbank het beleid in de Vreemdelingencirculaire 2000 niet onredelijk had geacht.
De uitspraak van de Raad van State op 26 november 2001 bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, en het hoger beroep werd kennelijk ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.