ECLI:NL:RVS:2001:AF5952

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105003/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B. van Wagtendonk
  • H.W. Groeneweg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak

Op 15 november 2001 deed de Raad van State uitspraak in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag. De verzoeker, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 augustus 2001 door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Hiertegen had de verzoeker beroep aangetekend bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die op 19 september 2001 het beroep ongegrond verklaarde. De verzoeker stelde vervolgens hoger beroep in en vroeg de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet gedurende de behandeling van het hoger beroep.

De Raad van State overwoog dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft, wat betekent dat de verzoeker in principe kan worden uitgezet. De enkele omstandigheid dat de uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, levert volgens de Raad echter geen spoedeisend belang op zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De verzoeker had niet gesteld dat hij op de hoogte was gesteld van de datum van zijn uitzetting, waardoor onduidelijk bleef wanneer deze zou plaatsvinden. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking kwam.

De Voorzitter, mr. B. van Wagtendonk, heeft het verzoek dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum, 15 november 2001, en is van belang voor de rechtspraktijk in asielzaken, vooral met betrekking tot de voorwaarden waaronder voorlopige voorzieningen kunnen worden verleend.

Uitspraak

Raad
van State
200105003/2.
Datum uitspraak: 15 november 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling],
[verzoeker],
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 19 september 2001 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie een aanvraag van [verzoeker] om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 19 september 2001, verzonden op 3 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 10 oktober 2001, hoger beroep ingesteld, onderscheidenlijk de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek is er op gericht te voorkomen dat [verzoeker] wordt uitgezet gedurende de behandeling van het ingestelde hoger beroep. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft, zodat spoedige uitzetting mogelijk is.
De enkele omstandigheid dat een uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, levert echter geen spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht op. Bij dit oordeel is betrokken dat [verzoeker] niet heeft gesteld dat de datum van zijn uitzetting aan hem is medegedeeld en derhalve niet duidelijk is op welke termijn de uitzetting zal plaatsvinden. Het verzoek komt reeds daarom niet voor inwilliging in aanmerking.
2.2. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Rechtdoende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, als Voorzitter,
in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk w.g. Groeneweg
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2001
32-359.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,