ECLI:NL:RVS:2001:AF5952
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- B. van Wagtendonk
- H.W. Groeneweg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
Op 15 november 2001 deed de Raad van State uitspraak in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep tegen de afwijzing van een asielaanvraag. De verzoeker, een vreemdeling, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 28 augustus 2001 door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. Hiertegen had de verzoeker beroep aangetekend bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die op 19 september 2001 het beroep ongegrond verklaarde. De verzoeker stelde vervolgens hoger beroep in en vroeg de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening, om te voorkomen dat hij zou worden uitgezet gedurende de behandeling van het hoger beroep.
De Raad van State overwoog dat het instellen van hoger beroep geen schorsende werking heeft, wat betekent dat de verzoeker in principe kan worden uitgezet. De enkele omstandigheid dat de uitspraak van de rechtbank voor uitvoering vatbaar is, levert volgens de Raad echter geen spoedeisend belang op zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht. De verzoeker had niet gesteld dat hij op de hoogte was gesteld van de datum van zijn uitzetting, waardoor onduidelijk bleef wanneer deze zou plaatsvinden. Dit leidde tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet voor inwilliging in aanmerking kwam.
De Voorzitter, mr. B. van Wagtendonk, heeft het verzoek dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op dezelfde datum, 15 november 2001, en is van belang voor de rechtspraktijk in asielzaken, vooral met betrekking tot de voorwaarden waaronder voorlopige voorzieningen kunnen worden verleend.