ECLI:NL:RVS:2001:AF5949
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, die op 24 april 2001 hun beroep tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie ongegrond verklaarde. De aanvraag was op 8 april 2001 afgewezen. Appellanten hebben op 9 mei 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De Raad heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name de eisen die aan een beroepschrift worden gesteld en de mogelijkheid voor de Raad om zich te beperken tot de beoordeling van de aangevoerde grieven.
De Raad van State oordeelt dat de grieven van appellanten geen rechtsvragen aan de orde stellen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Dit betekent dat de aangevoerde grieven niet kunnen leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens wordt er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 28 mei 2001. De beslissing van de Raad van State is daarmee definitief en de eerdere uitspraak blijft in stand.