ECLI:NL:RVS:2001:AE7127
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.G.J. Parkins-de Vin
- R.W. Mackenzie
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak tegen Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak heeft verzoeker, die een verblijfsvergunning had aangevraagd, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die zijn aanvraag had afgewezen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond op 7 juni 2001. Verzoeker heeft op 12 juni 2001 de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat zijn uitzetting gedurende de behandeling van het hoger beroep kon worden voorkomen. De Voorzitter heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht de zaak beoordeeld.
De Voorzitter overwoog dat er niet op voorhand kon worden uitgesloten dat de Afdeling de uitspraak van de rechtbank in stand zou laten. Tevens werd vastgesteld dat er sprake was van een spoedeisend belang, wat aanleiding gaf om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, waarbij verzoeker de mogelijkheid kreeg om de beslissing op zijn hoger beroep in Nederland af te wachten.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 juni 2001, waarbij de Voorzitter, M.G.J. Parkins-de Vin, en de ambtenaar van Staat, R.W. Mackenzie, aanwezig waren. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien daarvoor geen aanleiding bestond.