ECLI:NL:RVS:2001:AE6596

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105443/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning asiel door Staatssecretaris van Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 26 oktober 2001 het beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de Staatssecretaris van Justitie ongegrond heeft verklaard. De aanvraag was op 9 oktober 2001 afgewezen, en appellant stelde dat de afwijzing niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 48 proces-uren had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde echter dat de afwijzing tijdig was gedaan, en dat de staatssecretaris zich aan de wettelijke voorschriften had gehouden.

Appellant voerde in zijn grieven aan dat de rechtbank had miskend dat de termijn voor de behandeling van zijn aanvraag was overschreden, omdat de beschikking minder dan één uur voor het einde van de aanmeldcentrum-procedure was uitgereikt. De Raad van State oordeelde dat de beschikking inderdaad binnen de 48 proces-uren was uitgereikt en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de aanvraag in het aanmeldcentrum mocht worden afgewezen. De Raad benadrukte dat de Vw 2000 geen grondslag biedt voor het betoog dat bepaalde categorieën aanvragen zijn uitgesloten van behandeling in het aanmeldcentrum.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de grieven van appellant niet leidden tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De beslissing werd genomen in naam der Koningin, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 december 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200105443/1.
Datum uitspraak: 5 december 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 26 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 26 oktober 2001, verzonden op 29 oktober 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 5 november 2001, hoger beroep ingesteld. Dit bericht is aangehecht.
Bij faxbericht van 15 november 2001 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 69, tweede lid, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, binnen een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal uren worden afgewezen.
Ingevolge artikel 3.117, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (hierna: Vb 2000) wordt, indien de staatssecretaris voornemens is een zodanige aanvraag binnen 48 proces-uren af te wijzen, het voornemen daartoe schriftelijk aan de vreemdeling uitgereikt.
Ingevolge artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000 wordt onder proces-uren verstaan de uren die voor het onderzoek naar de aanvraag in een aanmeldcentrum beschikbaar zijn, waarbij de uren van 22.00 tot 08.00 niet meetellen.
2.2. In grief I betoogt appellant dat de rechtbank heeft miskend dat de voor de behandeling van en beslissing op zijn aanvraag in het aanmeldcentrum beschikbare termijn door de staatssecretaris is overschreden, omdat de beschikking minder dan één uur voor het einde van de aanmeldcentrum-procedure is uitgereikt.
2.2.1. Niet in geschil is dat de beschikking is uitgereikt, voordat de ingevolge artikel 3.117, eerste lid van het Vb 2000, gelezen in verbinding met artikel 1.1, aanhef en onder f, van het Vb 2000, beschikbare 48 proces-uren waren verstreken en dat de aanvraag van appellant derhalve binnen 48 proces-uren is afgewezen. Dat in paragraaf C3/12.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 is vermeld dat de beschikking uiterlijk één uur voor het einde van de aanmeldcentrum-procedure wordt uitgereikt, kan niet leiden tot het oordeel dat de aanvraag, indien uitreiking plaatsvindt in dat uur, niet is afgewezen binnen de bij voormelde wettelijke voorschriften gestelde termijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 augustus 2001 in zaak no. 200103264/1, JV 2001/259) wordt ingevolge de Vw 2000 het aantal uren dat beschikbaar is voor het behandelen van en beslissen op een aanvraag in een aanmeldcentrum bij algemene maatregel van bestuur bepaald. Van de aldus gestelde termijn kan niet bij circulaire worden afgeweken. Deze grief faalt.
2.3. In grief II klaagt appellant dat de rechtbank heeft miskend dat asielaanvragen van dienstweigeraars en deserteurs van Armeense nationaliteit niet in het aanmeldcentrum mogen worden afgewezen.
2.3.1. Bij de toetsing of de aanvraag in een aanmeldcentrum mocht worden afgewezen gaat het er om of het desbetreffende besluit binnen 48 uur op zorgvuldige wijze is genomen. Dit mondt uit in een beoordeling van het naar de gedane aanvraag verrichte onderzoek en de motivering van de afwijzing. De Vw 2000 biedt geen grondslag voor het betoog dat bepaalde categorieën aanvragen, als door appellant aangegeven, zijn uitgesloten van behandeling in het aanmeldcentrum. Het aangevoerde levert dan ook geen grond op voor het oordeel dat de rechtbank ten aanzien van appellant ten onrechte heeft overwogen dat zijn aanvraag in een aanmeldcentrum mocht worden afgewezen.
2.4. Ingevolge artikel 91, eerste lid, van de Vw 2000 kan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich bij haar uitspraak beperken tot een beoordeling van de aangevoerde grieven.
Ingevolge het tweede lid van dat artikel kan zij zich, indien zij oordeelt dat een aangevoerde grief niet tot vernietiging kan leiden, bij de vermelding van de gronden van haar uitspraak beperken tot dit oordeel.
2.4.1. In de geschiedenis van de totstandkoming van de Vw 2000, meer in het bijzonder van haar artikelen 85 en 91 - gewezen wordt op de Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 9-12 - is te lezen dat is gekozen voor een beperkte vorm van hoger beroep die de Afdeling in staat stelt om grote aantallen zaken, waarin geen vragen spelen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, op snelle en doelmatige wijze af te doen.
2.5. De grieven III, IV en V van appellant richten zich tegen de overwegingen in de aangevallen uitspraak, waarin de rechtbank het oordeel van de staatssecretaris dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening van de gevraagde vergunning vormen niet rechtens onjuist heeft geacht. Deze grieven betreffen evenwel geen rechtsvragen die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven. Hetgeen is aangevoerd kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
2.6. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak;
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. M. Vlasblom en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.P. Glerum, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Glerum
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2001
273-385.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift
de Secretaris van de Raad van State
voor deze,